Alkmaar (1): 1985 – 2000


– laatste bewerking op deze pagina:
11 augustus 2025

– aanbevolen schermstand: liggend/landscape –

Ook als een schrijfsel niet af is, kan het compleet zijn (vrij naar Henri Matisse).
© Ludo Grégoire, 17 mei 2025


Rijperwaard 220
  

Pia werkte vanaf 1980 op het Hoger Laboratorium Onderwijs in Amsterdam en ik had vanaf mijn afstuderen bij de Faculteit Bewegingswetenschappen in 1984 mijn combinatiebaan bij de SIGIN en de HBO-V, beide in Alkmaar.
Alle seinen op gunstig.

In het voorjaar van 1985 ging Pia een dagje naar Alkmaar om zich op de stad en op woonruimte aldaar te oriënteren.
Bij terugkomst rapporteerde ze superenthousiast: ‘Alkmaar is veel aantrekkelijker dan toen we de stad in 1976 een keer bezochten. Heel gezellig, veel minder druk dan Amsterdam Oud-West. Omdat jij door je banen ‘economisch gebonden’ bent aan de stad komen we direct in aanmerking voor een groot huurhuis van de Woningbouwcorporatie van Huiswaard.  Huurprijs ongeveer 750 gulden per maand.’
Ik: ‘Doen, tenminste als jij het ziet zitten om de reisrollen om te keren. Drie dagen per week van Alkmaar naar Amsterdam en terug.’
En zo gebeurde het. We kregen een ‘kijkadres’ op de Bannewaard (Huiswaard I), een totaal uitgewoonde drive-in woning. Afgewezen.
Vlak daarna werd ons de hoekwoning Rijperwaard 220 aangeboden in Huiswaard II. Perfect. We wisten het meteen: ‘Dit is het!’ Ruimte, een tuin.
In de zomer van 1985 zijn we verhuisd.Onze kinderen leefden er hun eerste jaren; eigen kinderen: een bron van vreugde, verwondering, ontwikkeling. Daarover zou ik meerdere webpagina’s kunnen en willen schrijven maar zij kiezen ervoor om zo min mogelijk zichtbaar te zijn op Internet en die keuze respecteer ik uiteraard.

Ode aan Ina
Toen het zwangerschapsverlof van Pia vanwege Thomas ten einde ging lopen, zochten we een echte nanny. We plaatsten een wervingsadvertentie in de Alkmaarsche Courant waarbij we voor ogen hadden om een Spaans- of Engelstalige kinderverzorgster te vinden. Mooi meegenomen: zo’n tweede taal.
Enter: Ina van de Graaf – van de Mark, een Heerhugowaardse zestigjarige die een nieuwe invulling wilde geven aan haar bestaan.
Lang verhaal kort: Ina was een gouden greep, voor de jongens en voor ons. Ze ging met de jongens vissen, ze speelde spelletjes met ze, ze was er altijd.
Ina heeft een geweldig positieve bijdrage geleverd aan de opvoeding van Thomas en Simon. Ze was en bleef ons dierbaar.
Ina raakte enigszins uit zicht toen ze met Chris naar Leiderdorp verhuisde. Maar ik vond haar terug toen ik in Leiden ging wonen. Haar laatste jaren hadden we goed contact. Hoogtepunt was het weerzien in Katwijk aan Zee, pasen 2022.
Op 18 maart 2023 is Ina overleden. We zullen haar nooit vergeten.

Strandpaviljoen Katwijk a/Z

In 1985 begon ik met hardlopen, trainde veel en regelmatig. Via Bert Varga, de verloskundige bij Pia’s zwangerschap van wie later Thomas zou blijken, werd ik geïntroduceerd bij het zondag-ochtend-loopgroepje Bergen/Schoorl. Dit leidde niet alleen tot veel loopplezier maar vooral tot levenslange vriendschappen. Met Bram Varga (broer van), met Jak den Exter, met Evert Barendrecht. En goede contacten met ‘losse lopers’ zoals John van Halderen, Peter van der Gaast (voor de ‘koddebeiers’: Peter Jordens 🤪), Henk ‘van Nild’ en Ineke Opstal.

Op een gegeven moment werden T-shirts gemaakt met de afkorting EATA. Betekenis? Eerste Alkmaarse Trimclub Alkmaar. Een aantal jaren later voegde mijn achterbuurman en goede vriend Walter Zuidhoek zich bij dit clubje. Jarenlang ‘elke’ zondagochtend 15km hardlopen: van Bergen Binnen via Bergen aan Zee naar Schoorl aan Zee, koffie in de Berenkuil, terug naar Bergen Binnen. In bosbuffet de Berenkuil troffen we vrijwel altijd vrouwen en kinderen.
Onze zondaglunch bestond onveranderlijk uit: Tomatenkaasboterhammen uit de oven.

Los van deze zondagochtendloopjes hadden we vele jaren een vaste ‘riedel’ van loopjes. Op 2e kerstdag: 15 km Bergerbos, de 2e zondag van januari: ½ marathon van Egmond, de 2e zondag van februari: 30 km Schoorl, de marathon Amsterdam in mei, later die van Rotterdam in april.

Op zondag 10 mei 1987 liep ik in Amsterdam mijn eerste (van negen) en snelste marathon: 2 uur, 59 minuten en 31 seconden. Pia maakte de (na)finish-foto. Ik vroeg me destijds en later af: ‘Wat als ik destijds professionele begeleiding gehad zou hebben? Twee uur vijfenveertig? Nog sneller?’

Marathon Amsterdam, mei 1987


DHV Holland-Noord

In het voorjaar van 1986 stond een mij bijzonder intrigerende wervingsadvertentie in de Volkskrant:

‘Gezocht: directeuren (v/m) voor de 23 districten van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV).
Taken: ondersteuning, belangenbehartiging, werkontwikkeling, advies, deskundigheidsbevordering.’

De beoogde nieuwe decentrale organisatiestructuur van/voor huisartsen was een uitvloeisel van het convenant tussen de toenmalige WVC-staatssecretaris Joop van der Reijden en de LHV (voorzitter Hans de Regt, Alkmaar). Het achterliggende idee van het convenant (met vele onderwerpen) was om meer greep op de kosten van de gezondheidszorg te krijgen. Basisprincipe: ondersteuning van de huisartsgeneeskunde.

Ik wees Pia op de advertentie en vroeg haar of ik in Maastricht (KNMG-district Limburg) zou solliciteren. Pia: ‘Prima, als je dit wil, maar liever in Alkmaar (district Holland Noord) of anders Haarlem (district Kennemerland/IJmond).’
Ik solliciteerde en werd uitgenodigd voor gesprekken, eerst in Hotel Akersloot en daarna in het Wapen van Schagen.
Onvergetelijk: Ton Kuiper, huisarts in Hoogkarspel (voorzitter LHV-district III) en Ebel van Brederode, huisarts in Callantsoog (secretaris).
Aangenomen. Pionieren, in alle opzichten. Er was namelijk niets, geen organisatie, geen visie, geen beleid, geen structuur, geen communicatie, geen kantoor, geen ondersteuning. Niets.

Een kolfje naar mijn hand.

Met hulp van het bureau van de SIGIN wierf en selecteerde ik een weergaloze secretaresse: Ilze Tamis. Ze was mijn rechterhand gedurende de tien jaren bij de Districts Huisartsen Vereniging Holland Noord (DHV-HN) en later ‘schoot ze mij te hulp’ als secretaresse in mijn functie als adjunct-directeur van het Waterlandziekenhuis in Purmerend.
Wij zijn vrienden-op-afstand maar wel voor-het-leven; ik ben haar veel dank verschuldigd.
We vonden bureauruimte in het Kwakelhuis aan de Noorderkade in Alkmaar, togen naar de firma Ahrend in Nieuwegein om kantoormeubilair uit te zoeken en aan te schaffen, we zetten een administratie-, communicatie- en archiefstructuur op en we leerden – revolutionair in die tijd – te werken met een computer (Hisburomat, 20mB. Kosten: fl. 20.000,- voor één mainframe).

Het werd een tijd van ongekende ontwikkeling. Overleg met de vijf ziekenhuizen in ‘mijn’ district, de kruisverenigingen, het Regionale Ziekenfonds Noord-Holland-Noord, de huisartsenlaboratoria, de farmaceuten voor sponsoring van cursussen en het ‘smoelenboek’, de softwareleveranciers voor demonstratie aan en scholing van huisartsen op de verschillende HIS’sen.
Alles wat we aanraakten, veranderde in goud.
De ‘Nieuwkomersrecepties’ voor zich nieuw-vestigende huisartsen, het ‘Smoelenboek’ met persoonlijke informatie van huisartsen en specialisten in Holland Noord, de HIS-cursussen, het FTO, de samenwerking met de VVAA, de afspraken met de Huisartsenlaboratoria, het Vestigingsbeleid, de deskundigheidsbevordering. Alles. Een gouden tijd. En een uitstekende honorering.

Kom in beweging
Onbetwist pareltje in mijn carrière is de participatie in de Lenzerheide-initiatieven van Cees Burgersdijk (cardioloog) en Kees van Straaten (huisarts) en anderen.
In die weergaloze formule van scholing, skiën en sociale interactie voelde ik, voelden Pia en ik, ons als geen ander thuis. Pia nam deel aan zang- en andere muziekuitvoeringen.
En ze won de skislalom.
Ik hield er lezingen over niet-medische onderwerpen als de positie van de huisarts in de gezondheidszorg, over geneesmiddelendistributie, over ‘de huisarts als ondernemer’ (niet dus) en over de huisarts als poortwachter (wel dus).
Mijn beste lezing ooit: ‘Dagboek van een Poortwachtersknecht’ (ik dus).
En ik won de skislalom.
De onvergetelijke Adri Steenhoek (ziekenhuisapotheker) componeerde het lied ‘
Kom in beweging, het Lenzerhei-gevoel’ en bracht niet alleen alle kelen aan het zingen maar ook alle voetjes van de vloer. 


Het DHV-bureau was gevestigd op de tweede verdieping van het Kwakelhuis aan de Noorderkade in Alkmaar. Op de eerste verdieping was een sportschool.
Ik mocht er van Rob, de sportschoolhouder, gebruik maken van de omkleed- en douchefaciliteiten vanwege mijn ‘hardloopmanie’. Om 12:15u kleedde ik mij om, liep een rondje van ruim 10km via St. Pancras en Koedijk terug, douchte en trok mijn kostuum weer aan. Om ongeveer 13:15u zat ik weer achter mijn bureau. Geweldig.

Frustratie?
Tijdens een van die trainingsronden, zo ongeveer bij het kerkje van Koedijk riep mij een wandelstokmannetje op schelle toon toe:
‘Liep je voor je baas maar zo hard!’
Ik: ‘Ik bén de baas!’
Zelden zoveel mond-vol-tanden gezien.


Anatomie&Fysiologie boek

In 1987 kreeg ik de opdracht van de educatieve uitgeverij Spruit, Van Mantgem en De Does in Leiden om een leerboek Anatomie en Fysiologie voor het HBO-niveau te schrijven. In 1990 kwam het op de markt en het is – tot op de dag van vandaag – een bestseller, inmiddels (2025), zowel HBO als MBO, in totaal meer dan 170.000 exemplaren verkocht. Een behoorlijke pijler onder mijn welvaart… Maar vooral een bron van werkplezier, ontplooiing, samenwerking.

Opvolger gevraagd…

Alleen of niet
Uitgeverij Spruyt, Van Mantgem en De Does in Leiden was op een of andere manier aan de weet gekomen dat ik bij hun Anatomie/Fysiologieboek in de serie
In Goede Handen een werkdictaat voor de In-service opleiding Verpleegkunde-A en de HBO-V gemaakt had. Dat was een soort geprogrammeerde instructie met allerlei opdrachten. Omdat hun boek aan vernieuwing toe was en de oorspronkelijke schrijvers daarvoor niet meer beschikbaar, benaderde uitgever Rob Blatter mij om een nieuw boek te schrijven. Dat zou – vanwege de snelheid van vervaardiging – gemaakt moeten worden door een team van schrijvers waaraan ik leiding zou moeten geven. Hij had al zeven andere namen.
Ik stemde in onder de voorwaarde dat iedere schrijver, ikzelf ook, een gedeelte van een hoofdstuk zou schrijven zodat ik kon zien of zo’n aanpak zou kunnen slagen.
Kort en goed: toen ik de teksten van de zeven andere schrijvers onder ogen kreeg, zakte mij de moed volledig in de
schoenen.
Na rijp beraad en sparren met Pia besloot ik de opdracht terug te geven. ‘Rob, ik ga het niet doen.’
Een week later kreeg ik een telefoontje: ‘Ludo, we hebben alles bekeken. Jouw tekst is goed. Wil je het boek alleen schrijven?’
En zo is het gegaan. Letterlijk een
manuscript, met potlood op grote multomapbladen. Ik stuurde de tekst op naar Lenie Merks in Zaltbommel die alles inklopte in een van de eerste tekstverwerkers. Ik kreeg alles uitgeprint op een matrixprinter teruggestuurd, ging schaven en polijsten.
In 1990 verscheen de eerste druk. Een schot in de roos, direct bijna 5.000 exemplaren verkocht. En zo ging het jarenlang, elk schooljaar.

Eerste en tweede druk: illustrator Ad van Horssen.
Derde druk (‘de Marianne Timmer’), vierde druk (‘de Sven Kramer’), vijfde druk (‘de Epke Zonderland’): illustrator Rogier Trompert.

Bij de tweede druk voor het HBO-niveau vroeg en kreeg ik – vanwege te weinig eigen tijd – ondersteuning van Agnes van Straaten-Huygen, bioloog, vrouw van vriend Kees van Straaten.
Vanaf de derde druk werd Agnes gewoonweg co-auteur. En van toen af aan vormen we samen met de nieuwe illustrator, Rogier Trompert, een geweldig trio. Tot en met vandaag.
De 6e druk is in juli 2025 verschenen:

Omslag zesde druk (‘de Mondriaan’). Idee: Ludo Grégoire. Uitwerking: Rogier Trompert

Agnes op haar beurt vroeg mij als co-auteur voor het Anatomie&Fysiologie-boek voor het MBO-niveau. En – uiteraard – werd Rogier onze illustrator.
Momenteel (2025) bereiden we de 3e druk voor.


Intervisie ‘88

De KNMG organiseerde elk jaar zogenoemde ‘bestuurscursussen’, voor artsen die een of ander bestuursfunctie voor de beroepsgroep uitoefenden. Dit vanuit het besef dat deze mensen qualitate qua amateurs waren op het bestuursvlak en dus wel wat scholing konden gebruiken.
In 1987 verzocht ik de LHV/KNMG om mij een cursusplek te gunnen. Argument: ‘Ik ben een beroepsbestuurder binnen de gezondheidszorg. En dus is het voor mij van ultiem belang om kennis te nemen van de problemen, de vragen, de attitude van amateurbestuursleden in de zorg.’ Aanvraag gehonoreerd.
Tot op de dag van vandaag heb ik profijt van die ingeving.
En ik heb onnoemelijk veel te danken aan de cursusleiding met name aan Elfrie Sleeuwenhoek (†).Maar misschien nog wel meer aan mijn cursusgenoten, later Vrienden:
Willem Mensink
– Govert de Kool
Jan-Willem Viersma (†)
Vera Hartman-Hartstra (†)
Benno Muller (†)
Antoine de Blok
Peter Slee
Jan Festen
Peter Soetekouw (†)
We komen tot op de dag van vandaag jaarlijks bijeen, in een mix van persoonlijke vorming, iets cultureels en persoonlijke vriendschap. Buitengewoon dierbaar.


Stratenmakerhof 13
  

In 1989 hebben we de kans gegrepen om een fantastische nieuwbouwwoning in het vrije-sector-segment te kopen, in de Alkmaarse wijk Rak-Zuid.

Op de webpagina Gouden Grepen en Misgrepen verhaal ik van de gelukkige keuze voor Kavel 13 (witte pijl) en de bijbehorende anekdote over wethouder Piet IJssels.

Stratenmakerhof 13, Alkmaar (voorzijde)
Stratenmakerhof 13, Alkmaar (zijkant en tuin)

Met dat huis kregen we er vrienden-voor-het-leven bij: onze achterburen Walter Zuidhoek en Rita Borst. Hun tweeling Amber en Iris hadden met onze Thomas en Simon een geweldige jeugd: zandbak, klimtoestel, bij elkaar logeren, spelen. Feest!

Programma-eisen
Met twee kleuters en een baan waarin ik veel autokilometers moest maken voldeed de okerkleurige Volkswagen Golf niet meer.
Ik: ‘We moeten een stationcar kopen, een diesel, met goede passieve veiligheid. Wat wil jij?’
Pia: ‘Een rode.’
En dus: (foto volgt)
Later:
Pia: ‘Ik zou wel een Renault Twingo willen voor het woon-werkverkeer Alkmaar-Amsterdam. Ik vraag aan Sef – die heeft er verstand van – of hij het kan regelen.’
Sef: ‘Een Twingo? Leuk autootje. Niet doen, onveilig. Volvo.’
En dus werd het een Volvo 343.

Thomas en Simon gingen naar de peuterspeelzaal ‘t Rakkertje en daarna naar Basisschool ‘De Troubadour’. Ze hadden er een geweldige tijd. Pia engageerde zich volop als ‘hulpouder’ en als MR-lid. En zowel Pia als ik namen op woensdagochtend een ‘klaar-over’ beurt voor onze rekening.
Fantastische leerkrachten: Bart, Jeanette, Trees, George, Babeth, Anje M, Anja de V., meester Moore. Een bruisende episode.

Benggg!
We zouden een weekend  bij Mathieu&Wilma gaan logeren. Fietsen mee want ook een fietstocht met hun jongens stond op de planning. Op vrijdagochtend vrij nieuwe Batavusfietsen op de fietsimperiaal gezet en gaan met die banaan.
Ik: ‘Ik moet nog even mijn zonnebril halen, ligt nog op het DHV-bureau, komen we langs.’
De vier algemene parkeerplaatsen voor het Kwakelhuis waren bezet. ‘Geen punt, ik heb een pasje voor de parkeergarage.’
Ik zie de gezichten van de twee onderhoudsmonteurs die in de kelder aan het werk waren nog levendig voor me: met opengesperde ogen en mond zagen ze hoe rode Opel Kadett onthoofd werd van de fietsen, hoe de fietsimperiaal dwars door het autodak sloeg. En ik hoor mezelf nog roepen: ‘Ooooo neeee toch!’ Maar jawel.
En altijd is er weer een oplossing. Ik kon de fietsen, die wonderwel geen schade hadden (getroffen op het balhoofd) in de fietsenberging stallen. En de MET-garage op de Frieseweg dichtte provisorisch de gaten in het dak met hars. En dus konden we evengoed het weekend in Wessem vieren. Zonder de geplande fietstocht, Dat dan weer wel… 😜  


Groei

In 1990 bleek de LHV gevoelig voor een – lang door mij bepleite – rationelere toekenning van het budget voor de DHV’s. Niet meer nominaal maar naar rato van het aantal huisartsen in een district. Dat betekende voor mijn district met 425 huisartsen meer dan een verdubbeling van het jaarlijks budget.
Gegeven het evidente succes van ons werk had ik al secundaire financiering geregeld via contributie van de RHV’s (Regionale Huisartsen Verenigingen). Maar door die procentuele budgettering kon ik – gevoegd bij tertiaire financiering van de zijde van farmaceuten, van het project FTO (farmacotherapieoverleg) en van leveranciers van HIS-software – allerlei personeel aanstellen. Marie-Louise Mulder-Marcuse, Frans Dekker, Loes van Dungen. En secretariële ondersteuning: Marian van Amsterdam, Astrid (?)Cilia en Dione Tamis (zussen van 🤪).
Maar evengoed huisartsen: Kees Koolbergen, Jos de Ruijter, Victor van Andel, Paul Macco, Rolf Boot, (wordt vervolgd).


Meer schrijfwerk

In het verlengde van de Faculteit Bewegingswetenschappen kwam begin jaren negentig Han Kemper (fysiologie) weer op mijn pad. Hij vroeg mij om ten behoeve van een door Wolters-Noordhoff uit te geven boek voor het bewegingsonderwijs op de basisschool het hoofdstuk Functionele Anatomie te schrijven. Dat heb ik met veel plezier gedaan:

Kemper, H.C.G. (et al.), Grégoire, L. (et al.), Stilstaan bij bewegingsonder­wijs, Wol­ters Noord­Hoff, Groningen, 1994

 

Waterlandziekenhuis

Eind 1996 werd mij gevraagd om toe te treden tot de directie van het Waterlandziekenhuis in Purmerend, portefeuille Patiëntenzorg. Op dat verzoek/aanbod van Ruud van Betten (algemeen directeur) ben ik ingegaan. Ik heb er nog steeds gemengde gevoelens over.
Enerzijds had ik die carrièrestap waarschijnlijk niet kunnen missen vanwege de (noodzakelijke) ervaringen die ik erin opdeed. Anderzijds was het een onlogische stap vanwege het feit dat ik altijd wist, gevoeld heb, dat het hebben van verantwoordelijkheden gepaard moet gaan met het hebben van de bevoegdheden om die verantwoordelijkheden waar te maken. En die had ik in het ziekenhuis niet; de medische staf had alle macht om mijn – op het patiëntenbelang gerichte – plannen te blokkeren.
Maar ik ben en blijf Ruud van Betten en Paul Vierveijzer (adjunct-directeur Bedrijf) onnoemelijk dankbaar voor alles wat ze mij geleerd en voor mij betekend hebben.
Hun onvoorwaardelijke steun aan mij toen Pia ongeneeslijk ziek bleek, is een voorbeeld voor iedereen.

Gefopt
Begin 1998 werd een modern pasjessysteem in het ziekenhuis ingevoerd. De personeelspas moest voor identificatie op de kleding gedragen worden maar diende ook voor het bedienen van de slagboom van de het parkeerterrein voor personeel, voor het openen van de deur naar de fietsenkelder, naar ruimten waar bezoekers en patiënten niet geacht werden te komen en last but not least voor betalingen bij de koffie-automaten op de verdiepingen of in het personeelsrestaurant. Daar kon je ook geld op je pas laten zetten, steeds 25 gulden.
Iedereen blij, hartstikke handig.
Op de vrijdag van de laatste week van maart 1998 stond er een stuk van de directie in het wekelijkse personeelsblad met als strekking dat nagedacht werd over beleid om meer personeel te bewegen om met de fiets naar het werk te komen in plaats van met de auto. Dit omdat het parkeerterrein van het ziekenhuis vaak vol was en er klachten kwamen vanuit de woonwijk rond het ziekenhuis over ‘parkeerverdringing’.
De woensdag daarop troffen medewerkers die hun auto op de personeelsparkeerplaats gezet hadden, op de glazen deur van de personeelsingang van het ziekenhuis een keurig ingelijst pamflet aan: ‘Om de parkeerdruk te verminderen wordt vanaf vandaag bij het openen van de slagboom steeds één gulden van uw pastegoed afgeboekt. Fietsparkeren blijft gratis. Wie meent in aanmerking te komen voor ontheffing van deze regeling kan zich melden bij een van de directieleden.’
Was getekend: Directie Waterlandziekenhuis.

De vele medewerkers – artsen, verpleegkundigen, administratieve krachten enzovoort – die dezelfde dag met stoom uit de oren de directiegang binnenliepen, troffen op de deuren van de directieleden een kleurig A4-tje aan met de tekst:
1 april !


Jurist

In 1993 startte ik – bij de Kring van Utrechtse Repetitoren – mijn studie Nederlands Recht. Daarmee geen een langjarig gekoesterde wens om jurist te worden in vervulling.
Want Anatomie en Fysiologie gaven mij inzicht in hoe de mens gebouwd is en functioneert; het Recht gaf mij inzicht in hoe mensen ervoor kunnen/moeten zorgen dat het geen ‘Oorlog van allen tegen allen’ wordt (Thomas Hobbes, al in 1651, in diens nog steeds lezenswaardige boek Leviathan).
Zaterdagochtend college in de Aristozalen van Station Sloterdijk en later college op woensdagmiddagen en -avonden in Utrecht. Blokonderwijs, afzonderlijke onderwerpen behandelen, bestuderen, afsluiten. Zeer efficiënt, helemaal bij mij passend.

Maatje
Zoals bij bijna al mijn studies vond ik ook hier een ‘natuurlijk’ studiemaatje, iemand die met dezelfde instelling als ik de studie zo gedegen, inhoudelijk rijk en tegelijkertijd zo snel mogelijk wilden volgen en afronden. Agnes Franken. Ze was mijn
soulmate. Ik had meer dan een ‘klik’ met haar en ik heb veel aan haar te danken. Jammer genoeg ben ik haar uit het oog verloren. Dat had ik anders willen doen.

Door de enorme drukte van mijn nieuwe baan als adjunct-directeur Zorg van het Waterlandziekenhuis dreigde de afronding van mijn rechtenstudie vertraging op te lopen.
Met aansporing van Ruud van Betten ging de turbo erop.

In het voorjaar van 1998 mocht ik een week gebruik maken van Koos’ en Roos’ huisje in Vledder. Doel: in splendid isolation mijn doctoraalscriptie schrijven. Het onderwerp – goed voorbereid – Het Vertrekplichtbeginsel versus het Recht op Gezondheidszorg, over de gezondheidszorg aan ‘ongedocumenteerden’.
Achteraf vind ik het nog steeds heel bijzonder dat dat lukte. Ik begon op zaterdagavond – twee computers geïnstalleerd – en vrijdagochtend daarop was het klaar: de doctoraalscriptie. Hele dagen tot soms ‘s nachts half vier doorgeschreven. In een roes, zoals ik die vaak ook heb als ik teksten Anatomie/Fysiologie of verhalen schrijf, kreeg het afstudeerwerkstuk zijn vrijwel definitieve vorm.

Typisch Ludo?
Ik was zo benauwd dat ik onderweg van Vledder naar Alkmaar een ongeluk zou krijgen, auto totaal uitgebrand, dat ik op vrijdagochtend voor vertrek een kopie diskette maakte, die aan mijzelf in Alkmaar adresseerde en op de post deed 🤪.

De scriptie werd – na marginale aanpassing – beoordeeld met een 8½.


Herijking

Zo rond 1986 raakte Pia haar baan bij het Hoger Laboratorium Onderwijs in Amsterdam kwijt. Vanwege de toenmalige bezuinigingen in het onderwijs werd ze boventallig: Last in, first out (LIFO) heette dat. Ze werd op wachtgeld (70%, niet slecht) gezet.
Dat gebeuren viel samen met een nogal heftige zoektocht van Pia naar haar wortels. Ze realiseerde zich dat haar moeder – op instigatie van haar stiefvader? – haar nogal rigoureus weg had gehouden bij contact met haar biologische vader: Eise Klugkist. Mede door haar nogal problematische relatie met haar stiefvader vroeg ze zich ‘ineens’ vertwijfeld af: ‘Waar kom ik vandaan? Bij wie hoor ik? Moet ik niet op zoek naar mijn echte vader? Wie is hij? Hoe gaat het met hem? Hij weet niet eens dat ik moeder geworden ben?’
Een behoorlijke worsteling met haar gevoelens kenmerkt die periode. En dat nog gecombineerd met het moederschap én de vraag: ‘Wil ik altijd gymjuf zijn?’
Mijn insteek, steevast: ‘Ga je vader opzoeken, met hem praten, sluit vrede. Altijd goed.’ En: ‘Gebruik de periode van het wachtgeld om te kijken welk eventueel ander beroep bij je past. School je om. Alle kansen.’

Wat het eerste betreft mondde haar twijfelgedrag uit in een deceptie. Op een gegeven moment – terwijl ze eigenlijk al besloten had om haar biologische vader te gaan opzoeken – ontvingen we via Koos het bericht dat haar vader overleden was. Frustratie, teleurstelling, verdriet, schuldgevoel. Doodzonde. Want geen innerlijke vrede.

Het tweede aspect leidde ertoe dat Pia zich – na een grondig beroepsaffiniteit-onderzoek – omschoolde tot arbeidsmarktadviseur. Mooie tijd: studeren, stage lopen, certificaten halen, slagen voor het competentieprogramma.
Zo rond 1990 oriënteerde ze zich op banen. Pia: ‘Wel veel slechter betaald dan mijn wachtgeld.’ Ik: ‘Als je maar iets doet waar je blij van wordt.’

Toeval bestaat. Zo ongeveer tezelfdertijd kreeg Pia een telefoontje uit Amsterdam. ‘Het Hoger Laboratorium Onderwijs is bij de schaalvergroting van het HBO geïntegreerd in het Technisch College Amsterdam. Jij staat op onze lijst van wachtgeldgerechtigden. En… je gaat dus vóór bij het toekennen van uren die wij in vacature hebben. Bewegingsonderwijs en stagebegeleiding.’
Pia had veel twijfels. ‘Weer iets anders dan ik had bedacht, gepland?’
Ik: ‘Je kunt het gewoon proberen. Als het niet bevalt, kun je ontslag nemen.’
Lang verhaal kort: ze was totaal op haar plaats in die oude/nieuwe omgeving. Nieuwe taken, nieuwe collega’s (Peter, Ryanne, Arnold), veel waardering.
Ze was als een vis in het water, was organisator van sportdagen, enthousiasmeerde en participeerde in culturele activiteiten en was een spil in de begeleiding van studenten die ‘het moeilijk hadden’.
Haar persoonlijke zekerheid groeide evenredig. Heerlijk.

Mooie tijd. Ook thuis. Pia keek ‘s avonds graag teevee. Series: Cheers. All in the family. En films. Ik studeerde of was bezig met hobby’s als fotoalbums maken, schrijven.
En vooral: gezin. Spelletjes, voorlezen, knutselen, kookles, kletsen, opvoeding, pret.


Op pad

En altijd weer plannen maken om erop uit te gaan.
We hadden inmiddels een nieuwe camper, een bijzonder gelukkige samensmelting van een (verlengde en verhoogde) VW-LT28 met de inventaris van een afgeschreven caravan van het kwaliteitsmerk Tabbert.
Mathieu en ik begonnen er in de zomer van 1988 aan te bouwen. Ed Joris, de Wessemse overbuurman van Mathieu en Wilma bouwde hem – omdat ik er te weinig tijd én geen werkruimte voor had – in 1989 af.

We zijn er eindeloos mee op pad geweest, in weekenden en in korte en lange schoolvakanties.

En vanaf 1991 gingen we elk jaar op wintersport, meestal samen met Mathieu&Wilma en hun jongens.
We fietsten in mei 1996 de Zuiderzeeroute en vanaf 1992 liepen we elke zomer een huttentocht. Ge-wel-dig!

Ultiem geluksgevoel
Hoe schrijf je die, de afdoende ode aan de huttentocht met het gezin? Ik doe een poging.
De voorpret is al geweldig. Route kiezen, hutten uitzoeken. Naar het touristenbureau om de hutten te laten reserveren.
Op de twee, drie dagen voor vertrek iedereen helpen alle rugzakken klaar te maken. Wat wel, wat niet mee. Minimaliseren zonder te overdrijven. We werden experts in misbare bagage.
Dag van vertrek, lichte opwinding bij allevier. Aan alles gedacht? Wat doet het weer? Prima! Goed geslapen? LT28 parkeren bij de supermarkt. Goed afsluiten. Op pad!
Omhoog, omhoog. Iedereen vindt zijn eigen ritme.
Al vlug domineren de Alpenweiden, de bomen, de stromen en stroompjes, de rotsblokken in de verte en de stenen op het pad.
Stap-stap-stap, de zogenoemde
Alpenschritt, geleerd in de herfst van 1972, bij mijn eerste academiehuttentocht in Garmisch-Partenkirchen.
Elkaar wijzen op mooie vergezichten, op bijzondere details in het gesteente, op vogelgekwetter of het gefluit van marmotten.
Pia en ik genoten nog het meest van het gadeslaan van de jongens. Ze waren in hun element, zeker als er klim- en klauterwerk te doen was. Liever nog een keertje extra omlaag/omhoog dan weer verder.
Het moet gezegd: we hebben nooit echt slecht weer gehad. Bij al onze huttentochten overheerste het ‘Goed weer hè!’
Meestal arriveerden we tussen half vier en vier bij de hut. Altijd fijn, leuk. De jongens konden rekenen op veel belangstelling en bewondering van wandelaars onderweg maar zeker in de hut.
Namen noteren in het huttenboek.
Lekker eten, meestal het dagmenu. En vroeg slapen.
De optelsom van ruige en lieflijke natuur, de stilte en de geluiden, de prachtige luchten en vergezichten is met niets te vergelijken. Maar ook het genieten van de inspanning, dat het lijf(je) dit gewoon allemaal kan, het fijne gevoel van iets gedaan te hebben, aangekomen te zijn en te mogen eten en drinken. Heerlijk.
En onderweg: verhalen vertellen, spelletjes doen, raadsels opgeven, vragen stellen, opvoeden, moppen tappen, stil zijn, antwoorden geven, plannen maken, plagen, attenderen op iets bijzonders. Samen!  

In 1994 liepen we vanuit Neustift (Oostenrijk) de Stubaier Höhenweg. Op dag 1, onderweg naar de Franz Sennhütte, begon ik –uit het niets – een verhaal te vertellen. Over Pépé, een jongetje van acht jaar. Een paar uur lang, dan een stop. Acht dagen lang. Geen idee waar het vandaan kwam en waar het toe zou leiden. Maar op een bijzonder natuurlijke wijze kreeg het verhaal zijn loop, zijn betekenis, zijn bestemming. En op de laatste dag, onderweg naar de Neurenburgerhütte was het af.
Het verhaal fascineerde Thomas en Simon dermate dat ze er steeds naar bleven vragen. Pia: ‘Je moet het opschrijven, uitschrijven. Te mooi en bijzonder om verloren te laten gaan.’
In 1997 sprak ik het verhaal – tijdens het woon-werkverkeer tussen Alkmaar en Purmerend – in op audiocassettes. En mijn vriendin Ilze Wokke–Tamis werkte in 1998 de zeven dubbelzijdige audiocassettes uit tot een Word-bestand, las het voor aan haar dochter Soraya (7 jaar) en zei: ‘Prachtig, afmaken!’

Dat kwam er pas van in de jaren 2020–2022.
En in november 2022 verscheen: PépéWie ben ik?
Betoverend! Zoeken en vinden!, een educatief voorleesboek voor 6 t/m 9 jarigen. Ik ben er blij mee.


Vriendschappen – Buren

In de eerste Alkmaarse jaren bleven we intensief bevriend met Bert en Margret en met Sef Smeets en Sylvia van Delft.
Margret, Pia en Sylvia waren in een gelijke periode zwanger. Margret beviel van Loek in maart, Pia van Thomas in mei en Sylvia van Loes in juni.
Omdat wij de bevalling van Thomas als gevolg van de niet geplande keizersnede gemist hadden, bood Sylvia aan dat wij aanwezig mochten zijn bij haar thuisbevalling van wie Loes ging heten. Ge-wel-dig om mee te maken! Nog steeds dankbaar voor die geste.

Op de Rijperwaard hadden we goede overburen: Piet en Akkie Been, Rob en Riet. Piet en Ankie attendeerden ons op het nieuwbouwproject in Rak-Zuid. We bestudeerden de brochure op de laatste nacht vóór de sluiting van de inschrijving. Om half twee ’s nachts besloten we om in te schrijven op Kavel 13.
Super: die werd ons toegewezen.
Ook Akkie en Piet verhuisden naar het project; we bleven bevriend. Daarbij kregen we fijne overburen: Petra en Hans, en zoals gezegd geweldige achterburen/vrienden: Rita en Walter.

Oerboom
Petra’s vader, mijnheer Bonnema voor ons, had een tuinderij/boomkwekerij in St. Pancras. Hij bood aan om voor een schappelijke prijs de achtertuinen van de huizen aan de Stratenmakerhof te voorzien van grondverbetering en om in de tuinaanleg te voorzien. Zolang er nog geen tuinafscheidingen stonden zou dat bovendien makkelijker te realiseren zijn.

Relatief veel buren vonden het een aantrekkelijk aanbod en stapten in.
Enkele jaren later bleek een van Bonnema’s favoriete bomen: de Ginko Biloba. Die stond in alle tuinen die hij had aangelegd.
Ook bij ons uiteraard.

Ginko Biloba – herfst

Sylvia en Sef verhuisden naar Posterholt, Boudewijn en Ine naar Overveen. We bleven vrienden, althans nog een aantal jaren. Margret en Bert verhuisden naar Haarlem; we zijn tot en met de dag van vandaag bevriend gebleven.

Het huis aan de Stratenmakerhof 13 was geweldig maar er waren altijd ideeën, verbeteringen. Pia en ik kwamen toen al in contact met de Boermannetjes: de broers Erwin, Marco, soms John en zelfs een enkele keer hun vader Jan.
Met wat we met Erwin en Marco aan veranderingen aan het huis doorgevoerd hebben, valt een boek te vullen. En de vriendschap is gebleven.

Ik vond niet alleen aansluiting bij de hardloopgroep Bergen/Schoorl maar daardoor ook bij het clubje dat er plezier in had om een paar keer per jaar van Alkmaar naar Winterswijk te fietsen, 200km op één dag. Initiatiefnemer: Jak den Exter.
Ik fiets de 200km naar Winterswijk – inmiddels vanuit Leiden – nog steeds minimaal een keer per jaar. De tocht maakt onderdeel uit van onze passie voor fietstochten.

Pia ging op De Meent schaatsen. Ze was lid van de zangkoren Indigo en het MaMoKo.
We hadden Ina van de Graaff – van de Mark als meer-dan-oppas, we hadden Hetty voor de schoonmaak en Hennie voor de strijk. 

Sinterklaas was een absoluut hoogtepunt in het jaar. We waren weken van te voren al bezig met de voorbereiding: het ‘Zoek-de-pakjes-door-het-hele-huis-spel.’ Het is nu bij Thomas/Simon.

Op zaterdagochtend ging Pia trouw met Thomas en Simon mee naar de voetbalclub AFC’34. Later werd ze zelfs elftalbegeleider.
Ikzelf ging af en toe ook mee, krantlezend, niet echt een supporter…

Pia en ik gingen regelmatig uit. Naar voorstellingen in Theater De Vest, lekker eten bij Restaurant Riche (met Nico en Loes) op het Ritsevoort, soms naar filmhuis Provadja, naar musea in Amsterdam.


Aardschok

Het leek een magistrale tijd… maar…
Een grote schok in mijn leven was al het overlijden begin 1986 – als gevolg van een verkeersongeval – van mijn moeder. Zoiets mag gewoon niet gebeuren.
Het wekte bij mij de overtuiging dat als er een god bestaat (quod non), het wel een duivel moet zijn. Hoezo: de Almachtige, Goede, God?

En die overtuiging werd allesoverheersend bevestigd toen bij Pia eind 1999 naar de lever uitgezaaide darmkanker werd geconstateerd.

Het begon met de opmerking van Pia tijdens onze huttentocht van die zomer in de Zillertaler Alpen. ‘Ik voel me al een paar dagen niet lekker. Iets in mijn maag of zo.’ Wij naar de huisarts in Mayerhofen. Die dacht: ‘Misschien een galsteen? Ik geef je een verwijzing naar het ziekenhuis in Schwaz, voor nader onderzoek.’
Wij daarheen. Weekend. Het duurde en het duurde voordat Pia aan de beurt was. ‘Noch ein Bißchen warten.’ We doodden de tijd met spelletjes.
Eindelijk werd bij Pia een buikecho gemaakt. Ik vroeg of ik mocht meekijken en dat mocht. Ik zag de echolaborant verstrakken. Ik zag grote zwarte plekken, bollen in het leverweefsel. ‘Foute boel,’ schokte door mij heen. Weggedrukt.
’Sie müssen hier bleiben, mehr Diagnostik ist notwendig.’
Ik overlegde met Pia. ‘Als we flink doorrijden zijn we over tien, elf uur weer thuis. Veel beter.’
Zo gedacht, zo gedaan. We moesten wel een verklaring tekenen dat we op eigen risico het ziekenhuis verlaten hadden. Dat deden we.

Terug in Alkmaar direct bezoek aan onze huisarts, doorverwijzing naar het MCA.
Hans Tuynman (internist) had medio september alleen maar slecht nieuws. ‘Primaire tumor hoog in de dikke darm, vergaand uitgezaaid naar de lever en waarschijnlijk al verder.’
Verwijzing naar het AMC. Oncoloog Kees van Groeningen: ‘We halen alles uit de kast.’
En zo is het gegaan. Eigenlijk nog steeds tot mijn frustratie. Op geen enkel moment is er met ons overlegd wat – gegeven de prognose – wijsheid was.

In oktober ‘leverde ik een gezonde vrouw in’ voor de eerste chemokuren, port-a-kath (chemo rechtstreeks in de lever). Ik kreeg een doodzieke, kwijnende vrouw terug.
In december volgde de operatie om de primaire tumor te verwijderen. Operatie geslaagd, patiënt nog steeds doodziek.
In het voorjaar van 2000 knapte Pia wonderwel op. We hadden een onwerkelijk fijne wintersportvakantie met het gezin, een – wat later bleek – afscheidscadeau.
Want na thuiskomst bleek een sprookje uit te blijven. Het ging snel bergafwaarts.

Op 25 juni 2000 ongeveer om kwart over twee overleed Pia, in mijn armen… Een absolute aardbeving.
Heel toevallig kwam mijn vriend Kees van Straaten (huisarts) vlak daarna aanzeilen: ‘Even kijken hoe het hier gaat.’ Hij constateerde wat ikzelf al wist: dood.
Ik ging Thomas en Simon roepen die ergens in de straat aan het spelen waren. Hartverscheurend.

Er volgde een belangrijke tijd van herijking.
Ik heb er direct en rigoureus voor gekozen om het primaat bij mijn jongens te leggen en vond – als een godsgeschenk – een 50% baan als algemeen directeur van Wilgaerden een onder mijn leiding tot middelgroot fuserende instelling voor ouderenzorg in de regio Westfriesland; ik nam ontslag bij het ziekenhuis.

De volgende webpagina Alkmaar (2): 2000- 2019 gaat over mijn leven in en vanuit Alkmaar totdat ik definitief naar Leiden verhuisde.

Contact