Amsterdam – IFLO/FBW


– laatste bewerking op deze pagina:
3 september 2025

– aanbevolen schermstand: liggend/landscape –

Observatie
Naarmate je verder de zeventig passeert, heb je in verhouding minder om naar uit te kijken en steeds meer om op te reflecteren.
Je heb daar bovendien meer tijd voor.
© Ludo Grégoire, 2 mei 2025

Ook als een schrijfsel niet af is, kan het compleet zijn (vrij naar Henri Matisse).
© Ludo Grégoire, 17 mei 2025

Op de Sportacademie in Tilburg ontdekte ik mijn passie voor de humane biologie, Anatomie&Fysiologie van de mens.
De in 1971 aan de Vrije Universiteit in Amsterdam gestarte Interfaculteit Lichamelijke Opvoeding bood in de Vakgroep Functionele Anatomie van de mens een beloftevol curriculum.

In mijn/onze Amsterdamse jaren kunnen twee periodes onderscheiden worden: vóór onze reis en ná onze reis.
De periode 1975 t/m medio 1978 is voor mij gekenmerkt door studie en daarnaast voor Pia en mij door leven, werk en genieten. Vanaf 1 januari 1977 kwam daar de voorbereiding op onze ‘wereld’reis bij. Die reis vond plaats van medio 1978 t/m voorjaar 1980.
De periode na onze reis stond voor mij in het teken van zo snel mogelijk afstuderen en voor ons beiden in het teken van werken, leven, genieten.
Ik neem in de onderhavige pagina’s die twee Amsterdamse periodes als uitgangspunt: (1) medio 1975 t/m medio 1978 en (2) medio 1980 t/m medio 1985.
Aan onze ‘wereldreis’ wijd ik een afzonderlijke webpagina.

Medio 1975 – medio 1978

Het studiejaar 1975-1976 was een enigszins ‘hybride’ jaar: met één been stond ik al in Amsterdam, met het andere been nog in Tilburg. Het is mijn eerste jaar aan de Interfaculteit Lichamelijke Opvoeding (IFLO), later wat mij betreft veel adequater Faculteit Bewegingswetenschappen (FBW) genoemd.

De episode Amsterdam begint eind juni 1975. Henk van Hak en ik hadden besloten na de Sportacademie verder te studeren aan de IFLO. Ook Egon Vernimmen met wie we, omdat hij in de d-klas zat, weinig contact hadden, bleek zich aangemeld te hebben. Eerste ‘zorg’: een kamer. Henk en ik togen naar Amsterdam om te zoeken. Niet gemakkelijk.

Ik schreef er – onder pseudoniem – een Ikje over voor de NRC Ikjesmarathon:

Lang verhaal kort: Henk vond een kamer, ik meen in de buurt van de Albert Cuypmarkt en ik kon op voorspraak van Egon terecht bij diens broer Dignus en zijn vrouw Marjan die een kamer in de Bijlmer (Hakfort 813) beschikbaar hadden.
Allebei geen succes.

Henk werd slachtoffer van een van de bekende oplichterstruks in de kamerverhuur. Hij had ‘zijn’ hospita 150 gulden aanbetaling voor de huur gegeven, kreeg de sleutel mee om bij terugkeer eind juli te constateren dat het slot vervangen was. De verhuurster: ‘Ik dacht dat je niet terugkwam, dus heb ik de kamer aan een ander verhuurd.’ Geld terug? Ho maar.
Henk besloot om voorlopig heen en weer te reizen tussen zijn weergaloze lief Annemiek en de colleges in Amsterdam. Maar tegen de Kerst viel Henk’s besluit om niet verder te gaan met de IFLO.

En ik? Het was beslist een ruime kamer in de Bijlmer maar ik voelde me er behoorlijk ‘ontheemd’, stelde de gang van de VU naar Hakfort 813 zo lang mogelijk uit. Ik voelde me er niet thuis en mijn ‘huisbazen’ – hoewel bereidwillig om mij de tijd te gunnen om een definitieve kamer in het centrum van Amsterdam te vinden – waren duidelijk ook niet op hun gemak in de situatie van het delen van hun woonruimte. Ik ontvluchtte de Bijlmer door een uitgekiende planning: zo min mogelijk cruciale colleges missen maar tegelijkertijd zoveel mogelijk in Tilburg te zijn. Want Pia en ik woonden inmiddels samen op de woon- én slaapkamer van haar nieuwe stek op het Lieve Vrouwenplein 8, boven de Chinees I-Pin-Ke.

Ik heb geen idee meer hoe dat zo kwam maar na de herfstvakantie vond ik ‘ineens’ een kamer bij twee studenten op de Bellamystraat 53-3, om de hoek van de Ten Katemarkt. Het was het huurhuis van een mevrouw die inmiddels was opgenomen in een verpleeghuis. Haar dochter, die ook in de buurt van de Ten Katemarkt woonde, bekommerde zich niet alleen om haar moeder, maar ook om het huis. ‘Zolang we niet weten of ma terug kan komen, verhuur ik het.’ Ik kreeg de zolderkamer. Primadelux.
En vanaf juni 1976 toen ook Pia haar ALO-diploma gehaald had, konden we er samen terecht.

Op de Ten Katemarkt, waar ik vaak even overheen liep, maakte ik het navolgende tafereel mee (maar dan ‘gulden’ in plaats van ‘euro’) dat me in 2024 inspireerde tot een inzending naar de IkjesMarathon van NRC. Het Ikje – onder pseudoniem ingediend vanwege maximum drie – werd geplaatst op 7 augustus 2024:

De gezamenlijke woonperiode op de Bellamystraat duurde een klein jaar. Ik herinner me er weinig van.

We gingen een enkele keer samen naar café ‘De Grote Slok’ een typisch Amsterdamse pijpenlakroeg op de Kinkerstraat. Ton Biessels (kreeg via mij ook een kamer op de Bellamystraat) en ik hebben er ooit een keer deelgenomen aan een mister-snor-verkiezing; uiteraard niet gewonnen maar wel een paar biertjes van de baas.

Heel kort ben ik lid geweest van de SOLO, de Studenten Organisatie Lichamelijke Opvoeding. Aan de ‘ontgroening-light’ heb ik niet meegedaan. Aanvankelijk wel aan een aantal activiteiten maar Pia en ik maakten andere afwegingen.
Zo bezochten we voor het eerst – maar zeker niet voor het laatst –  een voorstelling in de Kleine Comedie.

Pia vond werk als docente LO op Huishoudschool ‘De Tienerterp’ in Bovenkerke. Ofschoon ze het niet ideaal vond, ontplooide ze zich er. Haar sterke punt was het contact met ‘de meiden’.
En dat was helemaal het geval in haar bijbaan als docente Jazz-gymnastiek bij Roda in Bovenkerk/Amstelveen.

Aantrekkelijke maar overdreven pretentie
De IFLO was de vrucht van jarenlang lobbywerk van de zijde van Carl Gordijn en zijn discipelen Bart Crum, Jan Tamboer en Adri Vermeer.
Carl Gordijn (1909-1998) werd de eerste hoogleraar Bewegingswetenschappen. Hij stond aan de wieg van een aansprekend adagium: Bewegen is Leven.
Als je kijkt naar wat studenten op de IFLO studeerden dan kun je overigens niet anders dan concluderen dat er een uiterst zwakke link was met hetgeen aan scholen als lichamelijke opvoeding, lees gymnastiek gegeven werd.

Los van het feit dat ik er een mij precies passende specialisatie – Anatomie en Fysiologie van de mens – kon volgen, meen ik nu dat er eigenlijk geen plaats was/is voor een dergelijke faculteit. De humaan biologische aspecten zouden probleemloos ‘bediend’ hebben kunnen worden binnen de faculteit Biologie, de educatieve aspecten binnen de faculteit Pedagogie, de psychologische aspecten binnen de faculteit Psychologie enzovoort. De integrale benadering was gekunsteld en kwam daarom ook nooit uit de verf.
Dat alles neemt niet weg dat ik er een bijzonder uitdagend, mij passend en bevredigend leerklimaat ondervond.

Student-assistent

Ik studeerde de sterren van de hemel en werd al in het voorjaar van 1976 door Onno Meijer – IFLO-halfgod – als student-assistent gevraagd voor de snijzaal en voor de colleges ‘Grondslagen’.

Het studentassistenschap werd behoorlijk betaald. Bovendien had ik daardoor recht op vergoeding van de ziektekostenverzekering. Vele jaren later bleek dat vroege dienstverband ook nog eens gunstig te zijn voor mijn pensioenopbouw.
Mijn taak op de snijzaal volgde op een door Onno Meijer bij mij opgemerkt talent van zowel enthousiasmering van als accuratesse in de uitleg aan jaargenoten toen we in het eerste semester per tweetal studenten een vlak daarvoor vergaste cavia moesten ontleden. En dat bleek ook later toen we per tweetal een ‘menselijk preparaat’ (= een door formaline geconserveerd menselijk lichaam) moesten ontleden.
Ik herinner me uit die tijd mijn sympathieke ‘maatje’ Simone Breebaart.
Ze verhaalde – terwijl wij beiden geconcentreerd de ontledingsinstructies volgden – uitvoerig, tegelijkertijd gevoelig, hoe haar Joodse familie volkomen ontwricht was door de Holocaust en hoe dat in haar eigen generatie doorwerkte. Indrukwekkend. Jammer genoeg ben ik haar uit het oog verloren.

Halfgodenzoon
Onno was vooral halfgod vanwege zijn colleges
Grondslagen van de Lichamelijke Opvoeding (LO). Die colleges hadden weinig met LO van doen; het was een fantastische mix van wetenschapsgeschiedenis en wetenschapsfilosofie.
Zijn steeds weer vernieuwde collegebundel
Het Verboden Denkraam was een bron van kennis en inspiratie. Op mij hebben die colleges en die bundel een onuitwisbare invloed uitgeoefend. Het begrip ‘Paradigmaverschuiving’ is mij glashelder bijgebleven.
Tegelijkertijd zat er iets vreemds aan mijn studentassistentschap voor dit vak. Onno en ik hadden een aantal zeer intensieve gesprekssessies. Sommige bij hem thuis op de Prins Hendrikkade, sommige vonden plaats tijdens lange wandelingen in de bossen bij Overveen; Onno refereerde daarbij aan de discussies tussen Ecker en Popper tijdens lange wandelingen waaruit het boek ‘
The Self and its Brain’ ontstond.
Op een gegeven moment had ik het gevoel ‘leeggezogen’ te worden. Daar was op zichzelf uiteraard niets mis mee omdat ik juist daarop was ‘uitgezocht’ maar toch voelde het vreemd. Zo was Onno nogal getroffen door mijn observatie dat vrijwel alle geschiedenisboeken vanuit het perspectief van de machtshebbers geschreven zijn. ‘Wat weten we eigenlijk van hoe het leven van gewone mensen eruit zag?’
Grappig genoeg kwam die observatie een paar colleges verder wel op de proppen.
En… toen ik recent (augustus 2025)
Het Verboden Denkraam (versie 1982, mij geleend door Paul Strijp, zie hieronder) ging herlezen, trof ik tot mijn verrassing een dankwoord aan in het Woord vooraf:

Het Verboden Denkraam, Woord vooraf

Paul Strijp – dezelfde door wie ik Jomie Heemels terugvond – blijkt (toeval bestaat) ook op de IFLO gezeten te hebben. Hij schreef een ‘overpeinzing’ over Onno Meijer waarin ik mij uitstekend kan vinden.Quid pro quo
Hier mag ook niet onvermeld blijven dat Onno mij op een gegeven moment vroeg om een maandagochtendcollege ‘Grondslagen’ voor eerstejaars van hem over te nemen. Hij ging namelijk een lang weekend met zijn man naar de Ardennen en wilde de maandag gebruiken voor een relaxte terugreis.
’Voor een Ardenner ham doe ik alles!’ lachte ik.
En zo gebeurde het: college gegeven, een grote, heerlijke Ardenner ham gekregen.

Docent en educatief auteur Anatomie&Fysiologie – eerste stappen

In 1976 kreeg ik, via Ton Biesselsook ALO, een jaar later dan ik ook IFLO – een fantastische baan als docent Anatomie/Fysiologie bij de verpleegkunde-A opleiding van de Zr. Engelberstichting in Rotterdam. Dat lesgeefwerk was mij op het lijf geschreven. Het vormde de opmaat voor een leven lang specialisatie in educatief auteurschap Anatomie&Fysiologie.
Anatomie&Fysiologie werd op dergelijke opleidingen doorgaans door artsen-in-opleiding gegeven, zelf geschoold gericht op pathologie en zonder enige didactische insteek. Ik ontwikkelde de eerste versie van het zogenoemde Werkdictaat, een soort geprogrammeerde instructie met heel veel opdrachten. Ik ordende de leerstof niet zoals tot dan toe gebruikelijk vanuit de pathologie maar op basis van didactisch-methodische principes. Een groot succes, vonden de leerlingen én dus ook de directie. Ze gaven mij de faciliteiten om het Werkdictaat in druk uit te brengen voor de leerlingen.
Die didactisch-methodische principes zijn tot op de dag van vandaag – in doorontwikkelde vorm – nog steeds de unieke leidraad voor de ordening van mijn/onze A&F-boeken.

Omslagontwerp 6e druk (voorjaar 2025). Idee: Ludo Grégoire. Uitwerking: Rogier Trompert.

In het kader van het niet-verwante bijvak schreef ik vanuit de Leerstofomschrijving Verpleegkunde-A de volledige Leerdoelen Anatomie&Fysiologie in operationele termen uit. Ook dat stuk werd door de Zr. Engelbertstichting in gedrukte vorm aan de leerling-verpleegkundigen verstrekt. Wat daarvoor door deze studenten als een moeilijk vak werd ervaren, werd voor vrijwel iedereen gewoon haalbaar.
Ik kopieerde figuren op overheadtransparanten, kleurde ze in op de leerpunten en vroeg de studenten bijvoorbeeld om de legenda te maken. Mooi werk.

Nog voordat ook Pia in Amsterdam arriveerde, schreef ik ons in bij VU-studentenhuisvesting voor een van de zogenoemde ‘gehuwdenflats’ van Uilenstede. En zowaar, we kregen er zo ongeveer begin augustus eentje toegewezen: Uilenstede 274 (app. 1911), op 12-hoog, de een na bovenste verdieping. Precies onder de drukste aanvliegroute van Schiphol, dat dan weer wel… 😜
We hebben er twee jaar lang fantastisch gewoond. Woonkamer met open keuken, slaapkamer met inloopbadkamer en toilet.
Op ‘de gang’ sloten we intense vriendschap met Boudewijn Overduin en zijn vrouw Ine Bouwknegt. Verder heb ik goede herinneringen aan Franklin en Yamila met hun dochtertje Jermine (Mientje).

We hadden ook goed contact met de ‘Rustamadji’s’ uit Indonesië die tegenover ons woonden. Hij studeerde tandheelkunde, zij was stewardess bij KLM.

Studeren – kandidaats

Ik haalde achter elkaar mijn Kandidaats I en II. Eigenlijk had ik enkel interesse in de medische-biologische vakken Anatomie en Inspanningsfysiologie. Dat had zeker ook te maken met Onno Meijer die tot die vakgroep behoorde, maar meer nog met professor Rients Rozendal, hoofd van de vakgroep. Zijn colleges Anatomie-in-vivo, zijn aanstekelijk enthousiasme en zijn persoonlijkheid motiveerden mij enorm.
Niet onbelangrijk om te vermelden dat zowel Onno als Rients mijn latere keuze om de studie te onderbreken voor een ‘wereld’reis van harte ondersteunden. Zulke mensen heb je nodig…

Verder herinner ik mij de kandidaatscolleges van Jan Tamboer, (filosofie LO), van Harry Stegeman (didactiek en methodiek LO), van de enorm kleurrijke psychologiedocent Piet van Wieringen, van de statisticus Willem-Jan de Bruin (we leerden van hem, achteraf bezien volkomen nutteloos, de beginselen van de programmeertaal Fortran), van Peter Huijing (anatomie), van Lennart Bouman en Jan Bernards (inspanningsfysiologie).

Last but alleminst least moet hier Aty Slotboom genoemd worden. Zij runde het faculteitsbureau en was veel meer dan steun en toeverlaat van vele lichtingen IFLO/FBW-studenten.
Ze wist ‘alles’ en had altijd (suggesties voor) oplossingen. Het was bovendien een schat van een vrouw.

Pia en ik woonden heerlijk op Uilenstede. Veel canastaspelen met Boudewijn en Ine, veel discussiëren, veel lachen.

Narziss und Goldmund, Siddhartha
Op een gegeven moment zat Boudewijn in geldnood. Of wij hem met 750 gulden tijdelijk uit de brand konden helpen. Dat wilden/konden wij.
Bij het – volgens afspraak – aflossen van de schuld kregen wij als dank een prachtige uitgave van de verzamelde werken van Herman Hesse. De cassette staat nog steeds – gelezen – in mijn boekenkast. 

Heel af en toe gingen we uit eten. Ik herinner me vooral het volksrestaurant Alleman in het Sarphatipark. Daar kon je op woensdagen tussen half zes en zeven op vertoon van je studentenkaart voor tien gulden een complete maaltijd krijgen: soep, meestal een of andere stamppot met worst of een gehaktbal, eenvoudig toetje: appelmoes met een geconfijte kers. Eenvoudig, voedzaam, lekker.

Ketelmuziek
Als de dag van gisteren herinner ik mij de verkiezingscampagne van 1977. De PvdA stevende onder Joop den Uyl af op een grote overwinning. Uiteraard was er onder de studentenpopulatie veel sympathie voor het adagium ‘
Verbeelding aan de macht’. En de slogan ‘Spreiding van macht, inkomen en kennis’ sprak mij zeer aan. Op een avond ontvouwde zich een wel zeer bijzondere manifestatie. Het was donker en ergens begon iemand op een van de stalen relingen van de balkons van de Uilenstede-flats te slaan. Niet veel later viel iemand in een andere flat met een bijpassend ritme in. Wij – Pia en ik maar direct daarna kwamen ook Boudewijn en Ine op ons balkon – deden meteen mee. Wat er in het navolgende uur gebeurde zal ik nooit vergeten. Binnen korte tijd was er een pandemonium, niet alleen van kloppen op het staal van de balkonrelingen, maar ook van pannendeksels, van fluitjes, van muziekinstrumenten. En dat niet alleen: wij gingen aan de gang met de schakelaars van onze verlichting: aan-uit-aan-uit, weer ergens anders klonk ritmisch geklap. Het was ongelooflijk, enorm besmettelijk. Na ongeveer een uur stond ons deel van Amstelveen bol van geluid en knipperlicht.
Later op de avond vormde zich vanuit Uilenstede een optocht van PvdA-sympathisanten naar het huis van Joop en Liesbeth den Uyl in Buitenveldert.
De
happening haalde de krant.
De sociaaldemocraten kregen er tien zetels bij en de PvdA had met 53 zetels de grootste fractie ooit. Voor die tijd een enorm succes, al bracht dat dan niet het felbegeerde tweede kabinet-Den Uyl tot stand.
Hand overspeeld, doodzonde.

Pia en ik werden op Uilenstede lid van de ‘timmerclub’; dat was een door de studentorganisatie ASVA gefaciliteerde hobby-vereniging waarbij je alles wat je van hout wilde maken voor een habbekrats beschikbaar was: gereedschap, instructie en vooral: hout. Pia knutselde er een Melitafilter-houder en een blokkendoos met uitsparingen in de deksel voor kleuters. Volgens mij is die nog in de familie, bij Thomas of Simon.

Houten vormenstoof. Dit is hem niet, maar hij lijkt erop.

Ik maakte een houten ‘baldakijn’ dat met dikke touwen boven onze eettafel opgehangen werd. Daarop zetten we voorraadpotten maar ook meerdere kamerplanten, Pia’s liefhebberij.

Maar omdat we op 1 januari 1977 besloten hadden dat we op 1 augustus 1978 vertrokken zouden zijn voor onze ‘wereld’reis werd de timmerclub voor mij vooral een productieplek voor de inbouw van onze inmiddels aangeschafte VW-T2. Oom Jaap had die voor ons op de kop getikt, een kaal, tweedehands aannemersbusje. Kosten: 6.000 gulden (foto).
Over hoe we een vrijwel complete inbouwset bemachtigden, verhaal ik op de webpagina 🧲 de Geluksmagneet 🍀.
Maar er moest meer gebeuren. Ik knutselde voor tussen de voorstoelen een meubeltje met een laatje waarin zo’n zestig door Pia’s broer Bert opgenomen muziekcassettebandjes pasten. En ik knutselde een boekenkist die precies naast het hoofdeinde van ons klapbed paste. Beide deels van overgebleven hout van de inbouwset, deels van ASVA-timmerclub hout.

In de paasvakantie van 1978 maakten we een proefreis naar Bretagne met Parijs op de terugweg. Tijdens die reis ontdekten we dat de ventilatie in de camper tekort schoot en dat er veel condensvorming plaatsvond op de stalen dak- en wandpanelen. Oplossing: een dakluik maken en de camper isoleren. Het dakluik werd door Mathieu’s vader gefixt. Ik vond in een bouwcontainer bij Uilenstede voldoende afvalstukken steen- en glaswol om een isolatielaag op de stalen panelen en tussen de spanten tegen het dak aan te brengen. De timmerclub gaf mij de gelegenheid om ze voor een habbekrats met triplexplaten af te dekken. Lakken en klaar! Veel mooier en vooral functioneel.

Parallel aan al deze activiteiten liepen mijn procedure voor ‘totaalweigeraar militaire dienst’ en de voorbereiding van onze ‘wereld’reis.
Beide kregen hun beslag. In het voorjaar van 1978 kreeg ik het bericht dat ik ‘wegens gebreken’ geen dienst hoefde te doen en in juli van dat jaar vertrokken Pia en ik in een zelf ingericht hippie-campertje naar India.

Ik schrijf steeds ‘wereld’reis met aanhalingstekens omdat de wereld wel heeeel erg groot is, We reisden vanuit Nederland via Yoegoslavië naar Azië, terug naar het Midden-Oosten en Griekenland en van daaruit naar het Verrre Oosten en Oceanië.
Aan deze eeuwigdurende herinnering wijd ik een afzonderlijke webpagina;
‘Wereld’reis’.

Medio 1980 – Medio 1985

En in mei 1980 waren we weer in Nederland. Een rugzak vol dierbare ervaringen en prettig naïef wat betreft de toenmalige omstandigheden in Nederland. ‘Geen woning, geen kroning.’

We konden – paradijsvogels – terecht bij onze ALO-vrienden Bert en Margret op de Jacob van Lennepkade. Margret en Bert maakten hun zolder voor ons vrij als slaapkamer. Hierdoor kregen we tijd om geschikte woonruimte te vinden. Ik ben hen er nog steeds dankbaar voor.
Bert was een jaar later dan ik begonnen met zijn studie bij de Vakgroep Functionele Anatomie maar door het interval van onze reis, waren hij en ik vrijwel jaargenoten. We discussieerden wat af.

Op de pagina 🧲 de Geluksmagneet 🍀 verhaal ik van onze mislukte woningkraak op de hoek van de Elandsgracht en de leuke etagewoning die we vervolgens in Amsterdam Oud-west vonden: Brederodestraat 96-3.

Logica
Rients Rozendaal bood mij na onze reis een klein student-assistent
Anatomie in vivo aan. Eerstejaars practicum begeleiden. Leuk om de verbazing van studenten te zien als ze leerden pezen, spieren, aders en slagaders te palperen, longvolumina te bepalen, harttonen te horen. Ik zal nooit vergeten dat een aantal eerstejaars geen idee had hoeveel het gewicht van een persoon zou toenemen wanneer die, staande op een precisieweegschaal, een flesje water van 33cc zou opdrinken…

Ondanks de relatief moeilijke arbeidsmarkt vond Pia een fijne baan als gymnastieklerares en stagebeleidster in het Hoger Laboratorium Onderwijs (HLO) en ik kreeg mijn oude ‘bijklusadres’ bij de Zr. Engelbertstichting terug, kreeg nog meer uren bij de inservice-opleiding van Ziekenhuis Zonnestraal en ik kon ook mijn studie gemakkelijk hervatten.
Een tijd van enorme ontwikkeling, zowel vakmatig als persoonlijk. En we hadden het ook materieel goed: zowel Pia als ik hadden een prima maandinkomen en we waren goed in het omgaan met geld.

Groene Weg – avant-la-lettre
In de zomervakantie van 1981 wilden Pia en ik graag onze ‘wereld’reisvrienden uit Abu Dhabi in Montpellier bezoeken: Jean-Pierre en France, Nicole en Zachar. Maar… als gevolg van onze reis waren we op de bank ‘platzak’. Dus: ‘We gaan op de fiets.’ En zo deden we het. Met behulp van een rode Michelinkaart (voor de globale oriëntatie) en vervolgens met gele detailkaarten stippelden we de route uit. Zoveel mogelijk over D- en C-wegen. Jammer genoeg heb ik de betreffende landkaarten niet bewaard. Ik durf te wedden dat het een Groene Weg avant-la-lettre was.
We hadden een geweldige tocht naar Montpellier, werden er groots ontvangen en onthaald en we fietsten vervolgens ‘eenvoudigweg’ door naar Beziers en Toulouse en van daaruit terug naar het noorden. Enkele stukjes per trein maar het meeste gewoon pedalerend.
Een superervaring, gewoonweg omdat het kon.

Studeren – doctoraal

Na mijn kandidaats in 1977 koos ik dus voor de richting/vakgroep Functionele Anatomie. Ik kreeg anatomieles van Rients Rozendal en van Peter Huijing (anatomie), fysiologie van Peter Hollander maar met stip bovenaan wil ik noemen Gerrit Jan van Ingen Schenau, de onvolprezen heruitvinder van de klapschaats. Aan het In Memoriam dat mijn studiegenoten Jos de Koning en Maarten Bobbert schreven valt weinig toe te voegen.
Ik leerde de beginselen van de biomechanica van Gerrit Jan en deed mijn laboratoriumstage bij hem. De laatste samen met Dirkjan Veeger. We deden onderzoek naar de sprongtechniek van topvolleyballers. De toenmalige topper Ron Boudrie was een van onze proefkonijnen. Drukplaat, elektrodenpaardenstaart, computer. Springen maar. Het leidde tot een artikel
over de vermogensoverdracht door polyarticulaire spieren in het International Journal of Sports Medicine.: Role of Mono- and Biarticular Muscles in Explosive Movements.

Behalve de hierboven genoemde studenten herinner ik mij andere prettige studiegenoten; ik noem er hier – verre van compleet – enkele: Luuk van der WoudeIréne Houtman, Yvonne Heerkens, ‘Knoek’ van Soest, Frans van der Helm, Marcel Meijer, Arda van de Veer, Saskia Boterenbrood en Margriet Willems. Met de laatste twee kon ik het bijzonder goed vinden. Ze gingen – ik meen in 1983 – zelfs mee op onze wintersport naar Veysonnaz.

Hoge Venen – forever
Ton Biessels attendeerde mij begin jaren tachtig op het Nationaal Park Hoge Venen in het noordoosten van België. Hij had er met zijn broer gewandeld en was er lyrisch over.
Ik schat dat ik tussen 1980 en heden de driedaagse Eupen – Monschau – Baraque Michel – Eupen (in elke volgorde) inmiddels meer dan honderd keer gewandeld heb. Eerst met Pia en vooral met Mathieu. Maar ik heb de tocht ook voor vele ‘clubjes’ vrienden en kennissen georganiseerd.
Telkens een feest.

Tussendoor behaalde ik de Universitaire docentenopleiding. Eigenlijk een beetje raar; wij MO-P’ers waren veel beter geëquipeerd voor het onderwijs dan de docenten die ons les gaven. Gelukkig kregen we wel enkele vrijstellingen.

Plagiaat
Tijdens mijn doctoraalstudies stuitte ik op een vaak terugkerende fout in de illustratieve weergave van de structuren in het polsgewricht tijdens pronatie. Ik maakte er een verslag van en legde het voor aan Rients Rozendal. ‘Opmerkelijk,’ zo oordeelde hij. ‘Volgende maand komt professor Marti (anatomisch coryfee) de vakgroep bezoeken. Wil je een presentatie geven?’ Ik: ‘Graag.’
En zo gebeurde het. Ik had het verhaal goed voorbereid met een stuk of zes op transparanten gekopieerde illustraties van ‘de fout’ door verschillende illustratoren, een kort exposé en met een heuse laserpointer.
’Goed verhaal,’ zei Marti, ‘Plagiaat is van alle tijden, niet alleen bij medisch illustratoren.’  

Ik koos als verwant bijvak een stage (twee maanden) orthopedie bij professor Ludo Koekenberg, orthopedisch chirurg in Ziekenhuis Zonnestraal in Hilversum. Ik had er een goede entree omdat ik er inmiddels Anatomie&Fysiologie-onderwijs gaf aan de verpleegkunde-opleiding.
Veel geleerd en nog meer gelachen. Ludo Koekenberg en ik hadden een klik, ook door de voornaam. Op een gegeven moment vroeg hij mij: ‘Waarom wil je geen chirurg worden?’ Ik: ‘Lijkt me saai, je hele leven iedere keer weer zo’n technisch hoogstandje.’ Hij: ‘Misschien heb je gelijk.’

Gooise vrouwen
Bij het ochtendspreekuur meldde zich een jonge vrouw, ongeveer 19 jaar. Haar moeder was mee, hoge hakken, felrode lippen, zonnebril op het hoogblonde kapsel. De moeder sprak voor haar dochter: ‘Ze heeft een rugafwijking, ze loop helemaal met een bochel.’ En dat zagen we ook: een behoorlijke, niet-fysiologische thoracale kyfose. Ludo K: ‘Ik zal naar je rug kijken, OK? Daar is een kleedkamer, schoenen en kleren uit, slip aanhouden.’ Koekenberg observeerde vervolgens haar wervelkolom tijdens enkele houdingen en bewegingen. ‘Ga met je rug tegen deze lengtemeter staan. Kantel je bekken naar achteren, maak je lang en duw de achterkant van je schouders tegen de wand. Ja, prima zo. Kleed je maar weer aan.’
‘Me
vrouw mogen wij uw dochter zo meteen even alleen spreken?’ Ik zag de verwarring bij de moeder. ‘Ja, natuurlijk,’ hakkelde ze. ‘Waar kan ik wachten?’ ‘Op de gang, ik roep u.’
Koekenberg vroeg vervolgens aan de schuchtere jonge vrouw: ‘Vind je dat je te grote borsten hebt?’ Zij: ‘Eigenlijk niet, maar ik heb wel het gevoel dat iedereen ernaar kijkt, vooral mannen.’  Koekenberg: ‘Laat ik dan heel duidelijk zijn: ik ga niet opereren. Er is niets mis met jouw lijf. Er is iets mis met de mensen die zo naar je kijken.’
Stilte. Onzekerheid.
Koekenberg: ‘Mijnheer Grégoire hier is expert, hij studeert Anatomie van de mens. Wat vind jij, Ludo?’
Ik: ‘Je lichaam is prachtig in proportie, je moet alleen je bochel afleren.’
Koekelberg: ‘Precies, doordat je je borsten wil camoufleren zijn de spieren in je borststreek verstrakt en verkort. Die tussen je schouderbladen zijn juist verslapt en verlengd. Dat is normaal precies andersom. Ik schrijf je oefentherapie voor en je moet op yoga gaan. Ik adviseer deze praktijk.’ En hij gaf haar een kaartje met gegevens. Moeder werd binnengeroepen en op de hoogte gesteld van het beleid.
Consult klaar.
Wij praatten na. Ludo K.: ‘Wat vond je van haar tieten?’ ‘Prachtig,’ mompelde ik. Hij: ‘Eens, Ludo; h
et is te hopen dat ze een niet-kakkineuze man vindt.’

Tijdens een van de latere capita selecta leerde ik over Behavioural Medicine, een vrij nieuwe medische behandelvorm met als kern: bewustwording en gedragsverandering, geholpen door sensorische terugkoppeling. Zo las ik onder andere dat een niet-pathologische bochel heel goed behandeld kon worden door op de rug van de patiënt tussen de schouderbladen een soort rekstrook aan te brengen waarvan het middendeel ging trillen zodra de persoon de schouders naar voren liet hangen. De bedoeling was om een geconditioneerde correctie te provoceren, uiteindelijk een aangeleerde reflex. Zoiets zou die jonge vrouw goed hebben kunnen gebruiken.

Bonuspunten
Maandagochtend,
total hip operatie. De patiënt was al onder narcose toen die de OK werd binnengereden en lag op de linker zij gedraaid, de huid van de rechterheup helemaal ‘gekwast’ met jodium. De professor stond in vol operatieornaat klaar voor de ingreep.
Hij: ‘Ludo, kijk nog eens goed naar de röntgenopname, de femurkop is afgevlakt en er zit geen snipper kraakbeen meer op.’
Ik keek en zei: ‘Mij valt op de foto allereerst de zwarte L in de linkerbovenhoek op. Is dit de goede foto of het verkeerde been?’
Een knetterende vloek volgde met de opdracht aan een verpleegkundige om als de bliksem het dossier erbij te halen. ‘Het rechter moet het goede been zijn; ik herinner het mij van het pre-operatief consult van vrijdag.’
Uit het dossier bleek: twee foto’s met een L; foutje van de laborant. Het was zowel de goede foto, als het goede been.
‘Bonuspunt voor Ludo,’ riep mijn naamgenoot naar het OK-personeel.
Aan het einde van de operatie, voordat Koekenberg de huid sloot, strooide hij een eetlepel antibiotica uit in het operatiegebied. ‘Slaapmiddel voor de chirurg,’ zo verklaarde hij.
Ik: ‘Maar dan is een strooibus toch praktischer, gelijkmatigere verspreiding?’
Hij: ‘Nog meer bonuspunten voor Ludo!’ En naar het OK-personeel: ‘Volgende week wil ik een gesteriliseerde strooibus met antibiotica bij de operatieset.’

In 1983 rondde ik het doctoraalexamen Anatomie af met een scriptie over de Centrale Patroon Generatoren (CPG’s) voor voortbeweging. Door mijn scriptiebegeleider Rients Rozendal beoordeeld met een 9½. Blij. Prachtig onderwerp.

Verbeelding
Ik meende al in 1982 dat het mogelijk zou moeten zijn om dwarslaesiepatiënten te voorzien van specifieke sequenties elektrosignalen naar het ruggenmerg ten einde de spieren in de benen te voorzien van de benodigde impulsen voor voortbeweging.
Recent wordt dit toegepast.
 

Bert Loozen schreef als doctoraalscriptie een ‘bijbel’ over spieratrofie. Goed dat hij zich op een gegeven moment realiseerde dat het een scriptie was en geen dissertatie; hij rondde zijn studie in 1984 af.

In 1984 voltooide ik additioneel postdoctoraal nog de studie Arbeids- en organisatiepsycholo­gie bij professor Drenth. Ik herinner mij mijn studiemaatje Nicole Dekker. Ze werkte naast haar studie als stewardess voor KLM.

Zesjescultuur
Rients Rozendal vroeg mij na mijn diplomering om een college over mijn scriptie
CPG’s voor Voortbeweging aan doctoraalstudenten te geven. Erg leuk.
Na de evaluatie onder de studenten vroeg hij mij om te overwegen of ik mij wilde ontwikkelen tot vakgroepmedewerker Functionele Anatomie. Ik heb er een week of twee over nagedacht; nogmaals, want die vraag had ik mij uiteraard ook zelf al eerder gesteld. Uitkomst: nee, dat wil ik niet; volgens mij paste het studieklimaat met zijn overheersende ‘zesjescultuur’ helemaal niet bij mij.
Nooit spijt van gehad.

Docent en educatief auteur Anatomie&Fysiologie – vervolgstappen

Zuster (?), hoofd opleiding van de Zr. Engelbertstichting werd tijdens onze ‘wereld’reis directeur van de verpleegkunde-opleiding van Ziekenhuis Zonnestraal in Hilversum. En ze vroeg mij om ook daar les te komen geven.
Dat gaf een enorme boost aan mijn werkdictaten. Ik perfectioneerde Deel I voor de preklinische periode en schreef Deel II voor de terugkomweken van de klinische periode. Zuster (?) regelde iemand van het secretariaat die al mijn teksten uittypte en deze samen met de figuren op mijn aanwijzing tot de ‘masters’ maakte van de Werkdictaten I en II. Vervolgens werden deze gekopieerd en gebundeld voor de leerling-verpleegkundigen.

Hoe het zo liep, weet ik niet meer maar op een gegeven moment werd mij gevraagd om de anatomie en fysiologie van de ogen en het gezichtsvermogen te doceren aan leerlingen van de oogheelkunde kliniek in Utrecht, het Professor Donders-instituut. Ik ontwikkelde razendsnel een syllabus, fabriceerde transparanten voor overheadprojectie en gebruikte voor het eerst (en het laatst) van mijn leven een zogenoemde episcoop om illustraties uit boeken op scherm te projecteren.

Leven in Amsterdam Oud-West

We woonden heerlijk op de Brederodestraat 96-3. We trokken veel op met Bert en Margret en met Silvia van Delft en haar man Sef Smeets die op de Lindengracht woonden.
Met Margret en Bert speelden we eindeloos veel potjes klaverjassen, hartenjagen en canasta.

We gingen naar het theater en naar de kroeg en we vierden hartstochtelijk de Vrijmarkt op Koninginnedag.

Studeren deed ik graag, niet alleen voor tentamens maar vooral om ‘te begrijpen, te weten, door te ontwikkelen.’ Als het lekker weer was, nam ik vanuit de Brederodestraat een tas met boeken mee naar het nabij gelegen Vondelpark en installeerde ik mij voor een halve dag studie op een van de banken aldaar. Heerlijk. 

We kochten een rode R4 waarvan ik de velgen/wieldoppen wit verfde. ‘Onze rolschaats,’ zo noemden we het vehikel. Ik reed er tijdens de in-service lesweken mee op en neer naar Rotterdam en Hilversum.

Pia gaf uiting aan haar activisme door regelmatig op zaterdag op de Kinkerstraat een standje met ‘Ban de Neutronenbom’ te bemensen. En ze ging dansen bij de studio van Jiri Kylian.
In 1985 meldde ze ons aan bij een r
ock-and-roll dansschool: ‘Leuk om een avond samen te dansen!’ Ze had gelijk.

Onze etage op de Brederodestraat kostte slechts 279 gulden huur per maand. We stookten er van op straat gevonden hout een Dovre-houtkachel. Vrijwel geen verwarmingskosten dus.Toen wij onze etage betrokken zat de vloer van de voorkamer van onze woonkamer en suite onder een laag tapijtlijm. Niet zomaar weg te krijgen. We besloten om de vloer te voorzien van 40x40cm gebeitste triplextegels. We noemden het ons ‘armeluizenparket’; Margret schiet nog steeds in de lach bij die term.

We gingen – soms wel een keer per week – eten bij het Indisch restaurant op de Overtoom, om de hoek van de Jan Pieter Heijestraat. Moeder kookte, dochter Asha bediende. Heerlijk. Somosa’s, dalbath enzovoort. Voor een prikkie.

Pia, Margret en ik meldden ons aan voor de bijna gratis Spaanse les die de ASVA voor VU-studenten organiseerden. Onze leraar was mijnheer Hendriks. Hij was een geniaal docent. Als hij Spaans sprak, veranderde hij werkelijk in een Spanjaard: druk gesticulerend, zijn stem in de overdrive en high pitched, haast geagiteerd in zijn motoriek. Veel geleerd, nog steeds profijt van.

Het waren gelukkige jaren.

Banen 1984 – 1986, Alkmaar

Na mijn afstuderen heb ik in 1984 direct werk gevonden in Alkmaar, in een door Martin Ruppert (directeur SIGIN) en Gerard van Wijk (directeur HBO-V) ‘bekonkelde’ combinatiebaan: twee dagen aan de nieuw opgerichte HBO-V aldaar (docent Anatomie/Fysiologie, docent Studievaardigheden, stafmedewerker) en twee dagen als beleidsmedewerker (taakgebied arbeidsmarkt en opleidingen) van de samenwerkende gezondheidszorginstellingen in Noord-Holland (SIGIN).

HBO-V, hoek Costerstraat, Alkmaar

boven: Maarten–?–Annet–Alice–?–Yvonne–Gerard–Axel–?–?
beneden:           ?    –    Kees       –         ?   –  Carina  – Ludo

Het werden twee leuke en zeer leerzame jaren. Op de HBO-V kon ik mijn Werkdictaten verder ontwikkelen en leerde ik wat het managen van zo’n opleiding behelsde.
Martin Ruppert was voor mij een onmisbare leermeester op het punt van beleidsontwikkeling en -implementatie in de gezondheidszorg.
Ik reisde in het schooljaar 1984-1985 vier dagen per week, tegen de file in, van Amsterdam naar Alkmaar v.v. De ‘R4-rolschaats’ werd ingewisseld voor een VW-Golf diesel. Pia ging op het fietsje naar haar school in West.

In het voorjaar van 1985 ging Pia een dagje naar Alkmaar om zich op de stad en op woonruimte aldaar te oriënteren.
Bij terugkomst rapporteerde ze superenthousiast: ‘Alkmaar is veel aantrekkelijker dan toen we de stad in 1976 een keer bezochten. Heel gezellig, veel minder druk dan Amsterdam Oud-West. Omdat jij door je banen ‘economisch gebonden’ bent aan de stad komen we direct in aanmerking voor een groot huurhuis van de Woningbouwcorporatie van Huiswaard.  Huurprijs ongeveer 750 gulden per maand.’
Ik: ‘Doen, tenminste als jij het ziet zitten om de reisrollen om te keren. Drie dagen per week van Alkmaar naar Amsterdam en terug.’
En zo gebeurde het. We kregen een ‘kijkadres’ op de Bannewaard (Huiswaard I), een totaal uitgewoonde drive-in woning. Afgewezen.
Vlak daarna werd ons de hoekwoning Rijperwaard 220 aangeboden in Huiswaard II. Perfect. We wisten het meteen: ‘Dit is het!’ We hebben er vier jaar lang geweldig gewoond en onze twee zonen Thomas (1985) en Simon (1987) hadden er fijne peuter- en kleuterjaren.

Epiloog

Begin augustus 2025 zocht ik contact met Onno Meijer. Om hem te bedanken voor zijn betekenis voor mijn ontwikkeling en om hem als tastbaar aandenken de zesde druk van mijn/ons studieboek Anatomie en Fysiologie cadeau te doen.
Mijn mail werd niet beantwoord. Achterhaald adres? Ik stuurde hem een brief op het laatst bekende adres in Amstelveen.
Op 16 augustus belde hij mij: ‘Met Onno G. Meijer, naar aanleiding van je brief.’
Een voor mij vreemd gesprek volgde. Kort.
Hij leidt een teruggetrokken leven en wil dat graag zo houden.
En hij wilde geen exemplaar van mijn A&F-boek ontvangen, ook al gaf hij aan dat beoogd teken van dankbaarheid te begrijpen en te waarderen. ‘Ik ben juist bezig van zoveel mogelijk boeken afscheid te nemen.’
Ik refereerde aan hetgeen ikzelf en Paul Strijp over hem geschreven hebben op Internet.
‘Internet is te ingewikkeld voor mij.’
Ik repliceerde dat ik zijn reactie en wensen respecteerde. En ik wenste hem het allerbeste.
Dat was het.
So be it.

Contact