Fonderie Millen

 

– laatste bewerking op deze pagina:
3 februari 2025

oorspronkelijke tekst: Jan Driessen
bewerking: Ludo Grégoire

Ofschoon meer dan 80 jaar oud, is de Maastrichtse geschiedenis (1939–2000) van ijzergieterij Fonderie Millen zo goed als onbekend.
In het kader van het aanstormende Belvédèreproject heeft het bedrijf de stad in 2000 verlaten. Het werd gevestigd in Elsloo en de oude fabriek in het Bosscherveld is gesloopt.

Mathieu Vermin – die later de bioscopen Mabi, Lux, Hebios (Heer) en Mebio (Meerssen) zou oprichten – stootte in 1925 in Millen bij Tongeren vrij toevallig op een oude ijzergieterij. Hij zag hier wel iets in en besloot het bedrijf over te nemen. Hij legde zich toe op de productie van de zogenaamde lasdoosjes. Dit waren gietijzeren doosjes die gebruikt werden om elektrische draden in muren met elkaar te verbinden. De petroleumlamp had zijn langste tijd gehad, elektrisch licht was in opkomst en de lasdoosjes waren dan ook niet aan te slepen.

Alhaco

Ten behoeve van de afwerking en de verkoop van de producten van de Fonderie Millen, richtte Mathieu Vermin de Algemene Handelscompagnie ‘Alhaco’ op. Deze was gevestigd te Maastricht in de Lantaarnsstraat nr. 1. Dit pand lag aan de achterkant van het woonhuis van de familie Vermin die in de Bredestraat nr. 25 woonde. Hun woonhuis kwam aan de achterzijde uit op de Lantaarnstraat.

Alhaco bouwde in 1939 aan de Fort Willemweg nr. 2 in het Bosscherveld in Maastricht een nieuw fabriekspand. Alsof hij het had aangevoeld. Want in de meidagen van 1940 werd de fabriek in Millen tijdens een bombardement verwoest. Opbouwen van het bedrijf aldaar was geen optie. Reden waarom besloten werd de gietijzerproductie onder te brengen in de fabriek in het Bosscherveld.

Productieproces

Er werd gebruik gemaakt van een met cokes gestookte koepeloven. De oven werd twee keer per week om 9.00 uur met cokes, ijzerbroodjes en gietijzeren afvalstukken gevuld en tot 1.600 °C verhit. Tegen 13.00 uur was het metaal vloeibaar en kon er gegoten worden. De afloopopening van de oven werd open gestoken, het vloeibare ijzer stroomde in een grote gietpan die aan een rail door de gieterij verplaatst kon worden. Vanuit deze gietpan werden kleine handgietpannen die door twee personen gedragen werden gevuld. Met het ijzer uit deze gietpannen werden de in de eerdere dagen klaargemaakte zandvormen gevuld. Voor de gietvormen werd er gebruikt gemaakt van een speciaal soort geel zand dat van de ENCI betrokken werd.

Deze productiewijze is 70 jaar onveranderd gebleven, want pas in 1995 werd de oven vervangen door een elektrische.
Jo Hayen – voormalig chef slijperij – die 46 jaar in het bedrijf werkte, weet zich nog te herinneren dat het werk zwaar was in de gieterij. ‘Je zou het kunnen vergelijken met het werk van een mijnwerker onder in de mijn,’ vertelde hij. Alles was handwerk, heftrucks waren er nog niet. Er moesten zakken van 50 kg getild worden. Bij het gietwerk werd je geconfronteerd met grote hitte. Veel beschermingsmiddelen had je nog niet in die tijd. In de slijperij was het vaak een hels kabaal.

De verhoudingen binnen het bedrijf waren goed. Directeur Paul Vermin, die zijn vader in 1956 opvolgde en bedrijfsleider Dolf Grégoire waren niet te beroerd zelf de handen uit de mouwen te steken. Als dat nodig was, gingen ze meehelpen in de gieterij. Het bedrijf had in de jaren zestig veel Belgen (uitstekende kernenmakers) in dienst en ook een aantal Italiaanse gastarbeiders. Voor het overige waren de meeste werknemers afkomstig uit de Boschpoort. Tot de jaren zeventig werkten er ongeveer vijftig man bij het bedrijf. Door nieuwe machines en andere werkwijzen deed men het werk daarna met vijfentwintig man. Het aantal gietdagen per week werd uitgebreid.

Opkomst van kunststoffen

In de oorlog werd het bedrijf door de Duitse bezetter gedwongen gietijzeren kachelroosters te maken, maar het lasdoosje bleef het nog tot 1960 goed doen.
Kunststof was in opkomst en om de concurrentie bij te blijven bracht de Fonderie Millen een bakelieten lasdoosje op de markt. Daarvoor werd een afzonderlijke (kleinere) fabriek in Margraten bij Maastricht in bedrijf gesteld.
Uiteindelijk kon niet geconcurreerd worden met de plastics. Fonderie Millen ging zich toen toeleggen op kleiner gietwerk voor machines en dergelijke tot een gewicht van 10 kg, later tot 500 kg. Ook werden er halfproducten voor meubelfabrieken, onder andere voor Artifort, verder afgewerkt. En specifieke gietproducten waarbij veel handwerk in het geding was zoals de meerarmige straatlantaarns. Hier kon men weer een tijd mee vooruit.

In de jaren 90 kreeg het bedrijf het opnieuw moeilijk. Het LIOF (Limburgse ontwikkelingsmaatschappij) moest eraan te pas komen en Fonderie Millen kreeg een nieuwe eigenaar. De heer J.A. van Bree uit Belfeld werd de nieuwe directeur.

Noordwestentrée

In het jaar 2000 werd het bedrijfscomplex in het kader van wat toen nog heette de Noordwestentrée – later Belvédère – aangekocht door de gemeente Maastricht voor de som van fl. 1.160.000,–. Niet veel later verhuisde de ijzergieterij naar het Business Park Stein in Elsloo. Het bedrijf leefde voort onder de naam Konings IJzergieterij BV. Dat bedrijf ging in april 2016 failliet.

In 2005 werd de oude fabriek aan de Fort Willemweg gesloopt, waarmee er een definitief einde kwam aan de Maastrichtse periode van Fonderie Millen.

Alleen de door de gieterij vervaardigde gietijzeren vierarmige straatlantaarns die de Markt en het Vrijthof sieren, zijn de nog tastbare herinneringen aan de ijzergieterij uit de stad Millen in België.

Foto en gedicht: Dolf Grégoire (maart 1969)

Contact