– laatste bewerking op deze pagina:
10 april 2025
Onze nationale feestdagen zijn voornamelijk discriminerend en in elk geval disfunctioneel. Hoog tijd voor verandering.
Daar zitten alleen maar voordelen aan.
Terreinverkenning
Waarom vieren we eigenlijk feest? Daar hoeven we geen wetenschappelijk onderzoek voor te doen; we gaan uit van de empirie. Overal ter wereld vieren mensen feesten. En feestvieren is van alle tijden. Een feest vanwege een nieuw jaar, een goede oogst, een geboorte, een herdenking van een gebeurtenis. Feesten en gedenkdagen maken deel uit van onze cultuur, ze geven uiting aan die cultuur, aan gedeelde waarden en aan onze identiteit. Daarnaast geven feesten structuur aan het jaar. Ze komen met een bepaalde regelmaat, een feest is iets om naar uit te kijken. En feesten verbindt mensen, feesten bevestigt en creëert identiteit en daarmee samenhorigheid. ‘Kijk naar de feesten die ik vier en je weet wie ik ben.’ Dat geldt zowel in het privédomein als in het publieke domein.
In 1965 zijn de volgende elf officiële feestdagen in de Algemene termijnenwet vastgelegd: Nieuwjaarsdag, Koningsdag, Goede Vrijdag, eerste en tweede Paasdag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag. Tijdens deze dagen – net als op zaterdagen en zondagen – waren en zijn de overheidsloketten gesloten voor formele handelingen zoals geboorteaangiften, betalingen, beslagleggingen.
De genoemde feestdagen maken sinds mensenheugenis onderdeel uit van onze nationale traditie. Maar nader beschouwd is hier iets geks aan de hand; ze zijn inmiddels letterlijk niet meer van deze tijd, althans grotendeels. Hiervoor zijn drie redenen aan te voeren.
De eerste reden is dat maar liefst acht van de elf (= 73%) feestdagen christelijk zijn. Dat is begrijpelijk want medio jaren zestig was ruim 80% van de Nederlanders belijdend christen. En destijds zijn de christelijke feestdagen uit de cao’s die voor overheidsdienaren golden via de Algemene termijnenwet simpelweg tot ‘officieel’ gepromoveerd.
De recentste CBS-cijfers (2023) geven een totaal gewijzigd beeld: 30% van de Nederlanders noemt zich christelijk, slechts ongeveer 9% is belijdend. Ze worden evenwel ‘bediend’ met 73% van de officiële feestdagen. Andere religies hebben er… nul.
De tweede reden is gelegen in een ander fundament van onze democratie: de scheiding van kerk en staat (laïcisme). Religie wordt gezien als een privéaangelegenheid. En dus staat het ‘officiële’ van de acht christelijke feestdagen op gespannen voet met het laïcisme. Laïcisme laat ook het verdelen van de beperkte hoeveelheid predicaten ‘officieel’ aan feestdagen van de religies die in Nederland beleden worden niet toe. Dat zou bovendien onbegonnen werk zijn, want hoe bepaal je de verhoudingen, de aantallen, het belang?
De derde reden is het gegeven dat religie inmiddels slechts één van de vele cultuur- en identiteitskenmerken in Nederland vertegenwoordigt. Er zijn immers sinds de jaren zestig allerlei cultuurelementen aan onze identiteit toegevoegd. Ik noem: de emancipatie van de vrouw, de vele vormen van non-heteroseksualiteit, de verhouding tot ons verleden, de veranderingen in de bevolkingssamenstelling.
Deze cultuurelementen komen in de huidige feestdagenregeling niet aan bod. Het gaat ook praktisch niet lukken om voor elk diversiteitsaspect een eigen officiële feestdag te bepalen. Dat zou bovendien eerder verdelen dan verbinden.
Platgeslagen is mijn argument dat de overheid zich niet moet bemoeien met feesten in het privédomein. En al zeker niet wettelijk een 73% voorkeur voor één religie vastleggen. De ongemakkelijke waarheid is dat dit staatsrechtelijk een vorm van institutionele discriminatie is, waar linksom of rechtsom iets aan gedaan moet worden.
In onze Grondwet (art. 12) is vastgelegd dat de rechter wetten – dus ook de Algemene termijnenwet – niet mag toetsen aan de Grondwet. Dat is voorbehouden aan Regering en Parlement. Dus die zijn aan zet en het is de hoogste tijd. ‘De politiek’ zou moeten voorkómen dat dit onderwerp eenzijdig gekaapt wordt, zeker nu geen sprake is van een links-rechts onderwerp; het is kamerbreed.
Misschien wel het eenvoudigste element aan deze problematiek is de Algemene termijnenwet zelf. Afschaffen? Gegeven de digitale overheid, de 7×24 uurseconomie, het volcontinue digitale betalingsverkeer en de beschikbaarheid van de daarvoor benodigde ICT, is dat waarschijnlijk goed mogelijk.
Een andere, simpele, oplossing is, om het begrip ‘officiële feestdagen’ weg te laten en enkel de datums te noemen waarop de overheidsloketten gesloten zijn.
Bestaand – vernieuwd
Heeft de overheid dan helemaal geen taak meer op het punt van officiële Nederlandse Feestdagen? In mijn visie juist wel. Namelijk om een beperkt aantal wezenlijke seculiere Nederlandse waarden te vieren, waarden waarin onze identiteit tot uiting komt en bevestigd wordt.
Wanneer we om te beginnen de acht christelijke feestdagen uit de Algemene termijnenwet tot het private domein rekenen, houden we Nieuwjaarsdag, Koningsdag en Bevrijdingsdag over. Het zijn seculiere feestdagen die wezenlijk deel uit maken van ons cultuurgoed. Maar ze mogen vernieuwd, bij de tijd gebracht worden.
• Nieuwjaarsdag (1 januari) is waarschijnlijk de enige wereldwijd verbindende feestdag. Oud-en-Nieuw markeert een ‘rondje’ van de Aarde om de Zon, de verjaardag van onze planeet. We kijken terug en maken een nieuwe start, in gezins- en familieverband, met vrienden en kennissen, op het werk, in het land als geheel.
Aan de nieuwjaarsrituelen zou een grotere aandacht voor de kwetsbaarheid van de Aarde en alles wat daarop leeft toegevoegd kunnen worden, met een Aardemonitor waarin naar de belangrijkste parameters in kaart wordt gebracht hoe het gesteld is met de gezondheid van onze planeet. Maar ook met activiteiten gericht op de bewustwording van het feit dat de volgende verjaardagen van het leven op de Aarde afhankelijk zijn van ons gedrag.
Citaat van Barack Obama op 23 september 2014:
‘We are the first generation to feel the effect of climate change and the last generation who can do something about it.’
• Bij bevrijding en het mensenrecht vrijheid denken veel mensen denken aan oorlog. Maar voor weer anderen komt als eerste ons slavernijverleden in gedachten. Geen weldenkend mens zal het belang van Ketikoti betwisten maar versnippering dreigt: Bevrijdingsdag (4/5 mei), Ketikoti (1 juli), Dag tegen de mensenhandel (18 oktober), Werelddag tegen seksuele uitbuiting (4 maart). Allemaal belangrijk om bij stil te staan maar ondoenlijk en onverstandig om er een afzonderlijke nationale gedenkdag voor uit te roepen met alles erop en eraan.
Willen we zoveel mogelijk Nederlanders blijvend engageren in de discussie dan is het noodzakelijk om voor de hogere verbindende waarde ‘vrijheid’ een officiële Nederlandse feestdag in te stellen. In mijn voorstel is dat Vrijheidsdag (5 mei), een dag waarop we álle Nederlanders uitnodigen om het belang van bevrijding en vrijheid te vieren.
Al decennialang wordt erover gediscussieerd of Bevrijdingsdag altijd verplicht vrij moet zijn in plaats van om de vijf jaar. Gek eigenlijk, ‘zuunig’ en halfslachtig. En er wordt ook al langer gesproken over het officieel maken van Ketikoti.
Met het omvormen van Bevrijdingsdag tot Vrijheidsdag is er een uitgelezen kans om die halfslachtigheden te beëindigen: elk jaar een verplichte vrije dag.
Met de gekozen naam kan uitstekend geabstraheerd worden van bepaalde vormen van onvrijheid: oorlog, slavernij, uitbuiting, mensenhandel, kinderarbeid, onderdrukking, (culturele) genocide, gedwongen huwelijken, misbruik.
Even belangrijk: om op de voorafgaande dag tijd en gelegenheid te nemen om alle slachtoffers van onvrijheid te herdenken. Bevrijdingsdag omdopen tot Vrijheidsdag heeft het bijkomend effect dat ook generaties die verder af staan van de Tweede Wereldoorlog of van slavernij er herkenning en inspiratie in kunnen vinden.
Ik realiseer me goed dat ik met het noemen van 4 en 5 mei een voorkeur suggereer. Maar ik stel die combinatie enkel voor, omdat die een groot en onbetwist draagvlak binnen de Nederlandse bevolking heeft. Goed en kansrijk om deze combinatie breder te trekken naar ons slavernijverleden en naar andere vormen van onvrijheid en bevrijding en om tegelijkertijd de herkomst van Vrijheidsdag vast te houden.
• Met de Dag van de Democratie (derde dinsdag in september) zou Koningsdag als officiële feestdag vervangen moeten worden. Door de Dag van de Democratie te laten samenvallen met Prinsjesdag wordt recht gedaan aan zowel monarchistische als republikeinse sentimenten in de samenleving. Democratie is immers de staatsvorm waardoor we in dit kleine en prachtige land harmonieus met elkaar samen kunnen leven. In mijn optiek heeft iedereen op de Dag van de Democratie vrij, met uitzondering nu juist van alle formele ambtsdragers. Die uiteindelijk door het volk gekozen actoren geven dienstbaar acte de présence op deze dag. Het is de ‘hoogmis’ van de democratie. Mooier kan het haast niet. Alle huidige rituelen handhaven: van rijtoer, troonrede, koffertje en beschouwingen tot en met de persconferenties ’s avonds. En: feest!
Prinsjesdag? Kan gerust de volksnaam blijven van de Dag van de Democratie. Aansluiting houden bij bestaande sentimenten.
Nieuw
De drie hierboven genoemde Nationale Feestdagen zijn niet uniek voor de identiteit van Nederland; in veel andere landen zijn dergelijke dagen een officiële feestdag.
Voor de premisse dat het waardevol is om aanvullend onze unieke Nederlandse identiteit in het publieke domein te vieren en te bevestigen, sluit ik graag aan bij de centrale vraag van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in het rapport Project Nederland (4 februari 2021): ‘Wat is hetgeen dat Nederland uniek bijeenhoudt?’
De antwoorden: de Nederlandse taal en de lotsverbondenheid die voortvloeit uit het gedeelde leefgebied met de collectieve opdracht om Nederland in betere staat door te geven aan volgende generaties. Dat laatste wat mij betreft niet alleen in fysieke zin (leefbaarder, biodiverser, mooier) maar ook in ideële zin (rechtvaardiger, gelijker, socialer).
En dus stel ik nóg drie seculiere Nationale Feestdagen voor, waarin de uniek Nederlandse identiteit aandacht krijgt en versterkt wordt.
• Allereerst Gelijkheidsdag (21 maart): een dag waarop we álle Nederlanders uitnodigen en gelegenheid geven om het belang van gelijkheid en antidiscriminatie te vieren, ongeacht de eigen achtergrond of voorkeuren. Op Gelijkheidsdag kijken we in Nederland naar de systemische, de institutionele en de expliciete discriminatie op het punt van etniciteit, sekse, religie, politieke gezindheid of levensovertuiging. Dan moet op trommen geslagen worden omdat in Nederlandse steden steeds vaker homostellen niet hand-in-hand durven lopen en zelfs in elkaar geslagen worden. Omdat Nederlanders met een Chinees uiterlijk als ‘spleetoog’ worden aangeduid, omdat Joden in de publieke ruimte geen keppeltje of Davidster durven te dragen, omdat er onnoemelijk veel seksisme op internet te vinden is. Veel werk aan de winkel.
Het Gelijkheidsbeginsel is niet voor niets vastgelegd in het eerste artikel van onze Grondwet. We hebben daarin als land jarenlang een gidsfunctie vervuld: vrouwenrechten, rechten voor mensen met een andere dan heteroseksuele oriëntatie, anti-discriminatieacties in vele andere opzichten. Die gidsfunctie kan best een oppepper gebruiken.
• Vervolgens de Dag van het Waterbeheer (begin juli). Met zo’n dag stellen we de historische, de huidige én de toekomstige zorg voor onze omgeving centraal. Niet voor niets wordt gezegd: ‘God schiep de Aarde, maar de Nederlanders schiepen Nederland’. Nederlanders-verbindender kan haast niet. Informatie, open dagen (Waterschappen, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, boerenbedrijven), zomerexcursies vanuit de scholen, educatie op radio en tv. En feest!
• Tenslotte de Dag van het Nederlands (half november). Dat onze eigen taal erfgoed is en ons verbindt, is boven elke twijfel verheven. Het is een identiteitselement dat – met een talige kwinkslag – als pur sang mag worden aangeduid.
In Project Nederland van de WRR luidt de door de staat te stellen norm: ‘Nederlanders beheersen de Nederlandse taal voldoende’. In de privésfeer mag iedereen de taal bezigen die men wil, maar in de publieke ruimte is Nederlands de voertaal. De urgentie hiervan is zeer toegenomen. Veel Nederlanders geven immers uiting aan hun ongenoegen over het feit dat ze zich – juist vanwege de taal – een vreemde in hun eigen buurt voelen, ontheemd in eigen land. Voor burgers met een migratieachtergrond is het kunnen verstaan en spreken van het Nederlands een levensvoorwaarde voor henzelf en een samenleefvoorwaarde voor hun omgeving. En we moeten in dit verband ook oog houden voor het feit dat er in ons land ongeveer 1,3 miljoen mensen boven de 16 jaar laaggeletterd zijn, dat wil zeggen dat zij moeite hebben met lezen en schrijven. Een kwart miljoen daarvan is zelfs analfabeet, deze mensen kunnen dus helemaal niet lezen of schrijven.
Voor de genoemde problematiek moet uiteraard het hele jaar door aandacht zijn, maar de Dag van het Nederlands beoogt onze taal feestelijk centraal te stellen als middel om elkaar te begrijpen, om van elkaar te leren, om tot overeenstemming komen, om te delen, om samen te leven. En ook als een drager van kunstuitingen zoals in leesboeken, in gedichten, toneel en zang. En dus is onze taal een Nationale Feestdag waard.
Het moet wat kosten
Het toekennen van het predicaat ‘nationaal’ of ‘officieel’ is tamelijk gratuit indien het daarbij blijft. Nationale feesten komen immers niet zomaar tot wasdom en dragen niet automatisch bij aan de beleving en de verdere ontwikkeling van de Nederlandse identiteit. Daar moet veel energie in gestopt worden.
Voor de zes door mij beoogde feesten heb ik als ‘rolmodel’ het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Zo’n Comité zou er voor élke Nationale Feestdag gevormd moeten worden. Zo relevant-divers mogelijk samengesteld. Met voldoende facilitering door de overheid. Omdat die feestdagen brede verbinding beogen. Met een grote verwevenheid met de voor de hand liggende maatschappelijke organisaties voor de betreffende dag. De Comités hebben de taak om de activiteiten die de feestdag moeten duiden te coördineren en om het samen-vieren ervan te bevorderen.
De overheid heeft dus dé voortrekkersrol bij de door mij voorgestelde ‘gregoiriaanse kalender’ van zes Nationale Feestdagen. En nu maar hopen dat de autocorrectie de knipoog van mijn achternaam naar de historie intact laat…
Tot nu toe bestaat er geen wettelijk recht op een vrije dag op een officiële feestdag. Wat verplichte vrije dagen zijn en hoeveel verlofdagen opgenomen mogen worden, is bepaald in de cao’s/arbeidsovereenkomsten.
Voor de zes door mij voorgestelde Nationale Feestdagen zou de overheid wettelijk verplicht moeten stellen dat het aan alle Nederlanders voluit mogelijk gemaakt wordt om de genoemde essentiële waarden te vieren.
In dit kader past nog de vermelding van het fenomeen werkgeversjaar. Dat begrip staat voor een jaar waarin officiële feestdagen in het weekeinde vallen. Bijvoorbeeld Kerstmis op zaterdag en zondag en dus ook Nieuwjaar op zaterdag. Werknemers missen dan drie vrije dagen die in de cao’s zijn vastgelegd als vrije dag, meestal zonder een compensatie.
In de beoogde systematiek is voorzien in compensatie door te bepalen – zoals in andere Europese landen – dat wanneer een van de zes verplicht vrije officiële Nederlandse feestdagen in het weekend valt er een compensatie optreedt als volgt: valt de feestdag op zaterdag dan wordt de voorafgaande vrijdag een verplicht vrije dag; valt de feestdag op zondag dan wordt dat de aansluitende maandag.
Het voorstel voorziet in een evenwichtige verdeling – ongeveer elke twee maanden – van de officiële Nederlandse feestdagen over het kalenderjaar. Op die manier is sprake van ritme, van voldoende verlangen naar een feestdag en de bijbehorende mogelijkheid om er aandacht voor te hebben. En er is een evenwichtige mix van bestaand/nieuw.
Feestverwanten
Wanneer vervolgens de vijf overgebleven collectieve dagen uit de cao’s bestempeld worden tot snipperdagen in plaats van officiële feestdagen dan kunnen Nederlanders die ‘iets’ met geestverwanten willen vieren gewoon vrij nemen op de dag van hun keuze: ‘feestverwanten’.
Voor het vieren van Kerstmis, Vesakha Puja, Dag van de Arbeid, Ketikoti, Jom Kipoer, Suikerfeest. Wat iedereen ook maar persoonlijk belangrijk vindt.
Zo ook Koningsdag, dat is immers net als bijvoorbeeld Sinterklaas iets van ons collectieve bewustzijn, iets dat vele Nederlanders bindt. Maar niet langer een officiële Nederlandse feestdag. Wie vrij wil nemen om bijvoorbeeld vrijmarkt te houden of te bezoeken kan dat doen; dagen genoeg. De Oranjeverenigingen hebben het voortouw.
Het is dus aan groepen in de samenleving om dergelijke private feestdagen inhoud, kleur en publiciteit te geven. De dagen die je niet wilt vieren houd je over voor andere besteding; het totaal aantal vrije dagen verandert immers niet.
Bij verschillende bedrijven (Unilever, MicroSoft, DPG Media, PwC) zien we bewegingen waarbij dergelijke keuzevrijheden in de arbeidsovereenkomst mogelijk gemaakt worden. Nu de overheid nog.
Ook in het onderwijs kan gemakkelijk keuzevrijheid gecreëerd worden. Wanneer de christelijke feestdagen buiten de vakanties (Goede Vrijdag, tweede Paasdag, Hemelvaart, tweede Pinksterdag) als officiële feestdagen vervallen, komen er buiten schoolvakanties gemiddeld per jaar drie vrije dagen beschikbaar. Aanbevolen wordt om deze te bestempelen als ‘permissiedagen’: ouders hebben het recht om hun kinderen op door-de-weekse dagen van school te houden.
In de Leerplichtwet zijn bovendien situaties benoemd waarvoor kinderen een vrije dag kunnen krijgen. Dit is in de praktijk doorgaans gekoppeld aan het bieden van de mogelijkheid aan kinderen/ouders om te voldoen aan religieuze verplichtingen. Tijdige mededeling aan de schoolleiding volstaat voor toestemming.
Op deze plaats wordt ervoor gepleit om aan deze permissie geen inhoudelijke toets te verbinden. Maximale vrijheid om met die dagen te doen wat je als ouder wil. Dat is principieel: het is niet aan de overheid om te bepalen of een vrije dag voor bijvoorbeeld Suikerfeest wél geoorloofd is en voor bijvoorbeeld een Red-de-Planeet-dag of Gay Pride niet.
In mijn voorstel wordt wel een continuïteitsvoorwaarde gesteld aan de permissie: maximaal twee dagen aaneengesloten én maximaal twee per maand. Dit om interferentie met continuïteitsdoelstellingen of met vakantieperioden in het onderwijs te voorkomen.
Per saldo houden de kinderen in deze systematiek minimaal evenveel lesdagen als nu.
Mijn adagium: ‘Hoe meer feesten, hoe beter.’ Als Maastrichtenaar heb ik een bijzonder feestelijke erfenis: Naamfeest (belangrijkste persoonlijke feest), Driekoningen (verkleed zingend langs de deuren), Carnaval (mooiste stadsfeest). Met vlaai, koffie, familie, zingen, bier en wijn, gezelligheid. Voor zover dat nog niet duidelijk was, meen ik dat de feesten in het privédomein niets in de weg gelegd moet worden. Dat geldt ook voor frivolere feesten als Valentijnsdag, Halloween. Wie triviale dagen als Rokjesdag, Eftelingdag, Finaledag WK-voetbal wil vieren of regionale dan wel stadse feestdagen zoals Luilak, Lappendag, Sint Maarten, Leids of Alkmaars Ontzet, moet daartoe redelijkerwijs alle ruimte krijgen.
Alles mag, in het privédomein. Herdenk en vier feest! Leef!
© Ludo Grégoire (jurist Staats- en Bestuursrecht), Leiden.