– laatste bewerking op deze pagina:
30 maart 2025
Wie was Pia?
We liepen op 6 juni 2020 door het bos. En opeens was er die vraag: ‘Waar was Pia goed in?’
Voor mij een onverwachte vraag. En ik wist niet waar te beginnen en waar te eindigen. Dus er kwam niet veel uit.
Ik heb de vraag ‘Waar was Pia goed in?’ vervolgens heerlijk door mijn brein laten zwerven op verzamel- en sprokkeltocht.
‘Waar was Pia goed in?’ blijkt voor mij ingebed in de vraag: ‘Wie was Pia?’
En dat antwoord – mijn antwoord – ga ik hier geven. Het is niet af, het zal nooit af worden.
Nadat ik het stuk over Pia geschreven had, heb ik het aan enkele ‘zielsverwanten’ gezonden om het te delen en om reacties, aanvullingen te vragen. En een aantal daarvan heb ik hier verwerkt.
Ik wil mijn beeld van Pia graag delen, zodat Pia reliëf krijgt en houdt.
Het is geen geschiedenis, het is heden. Het is intiem maar tegelijkertijd universeel, het mag iedereen aangaan die er kennis van wil nemen. Het is gepast privé maar het is niet haar of mijn geschiedenis, het is onze geschiedenis en ons heden.
Uiteraard heb ik ook allerlei aspecten van mijn leven met Pia niet hier opgeschreven, met name over Pia’s worsteling met seksualiteit en haar zoektocht naar haar wortels. Dat is privé, enkel om in kleine kring te bespreken. Wel moeilijk/verdrietig maar tegelijkertijd nodig en waardevol.
In 1971 ben ik als een blok gevallen voor Pia toen ik haar voor het eerst zag. Dat prachtig gevormde lijf met het kastanjerode haar tot op haar kont. Een onbereikbare godin voor mij – toen.
Door onze gezamenlijke activiteiten in de Studentenraad (ik voorzitter, zij secretaris), voor de oprichting van de KALO-Sociëteit en door gezamenlijke vrienden en vriendinnen kwamen we elkaar vaker tegen, waren we vaker samen.
Tegen de zomervakantie van 1974 zijn we verliefd op elkaar geworden. Zoenen, in de SooS van de Sportacademie in Tilburg dansen op muziek van de Rolling Stones, eindeloos praten, elkaar in de ogen kijken, Vlinders.

Mathieu Geelen (mijn beste vriend):
Bij het ontgroeningskamp in Middelbeers viel ze al op. Die lange haren, dat mooie gebit dat tevoorschijn kwam bij de lach. Haar actie tegen de verplichte afname van de sportkledij bij Koesen. Klasse. Het verhuizen naar het Lieve Vrouweplein. Het wandelen samen op de Venen. De gezamenlijke wintersportvakanties. Geweldige tijd samen!

Pia was – in mijn ogen – een stoer wijf, een late hippie met flowers in her hair, ingevlochten kralen en linten. Lange kleurige rokken, maar ook minirokjes en strakke broeken rond haar kont, geen bh. Die had ze ook niet nodig. Pas toen ze 30-35 was ging ze regelmatig een bh dragen.

Ze droeg graag zilveren sieraden, daar kon ik haar altijd blij mee maken. Geen make-up. Ze probeerde een keer lippenstift of een eyeliner: ‘Da’s niks voor mij’. Puur natuur. Geen deo, geen parfum, geen haarlak, geen nagellak. Wel wat Nivea-crème voor de gezichtshuid. Ze pulkte eindeloos aan haar lippen, steeds weer ‘velletjes lostrekken’. Vaak tot bloedens toe. En dan Labello erop of Purol. Ook haar voorhoofd had te lijden van gekrab, rode plekjes.
Aan de kapper gaf ze niet veel geld uit. Laten groeien en dan om de 8 à 10 weken ‘de dode punten eruit’ door het gewoon weer recht te knippen. Heel vaak liet ze dat gewoon door mij doen.
Tijdens onze “wereld’reis (medio 1978 – medio 1980) zijn we nooit naar de kapper gegaan; ik knipte haar, zij knipte mij.

Lingerie kenden we niet. Gewoon ondergoed van de Hema. Ik kocht ooit een zijden, sexy, nachtpon. Ze heeft hem één keer aangedaan. Niets voor haar.
Pia kleedde zich heel goed, vond ik. Maar we gaven – allebei – heel weinig geld uit aan kleren. Onbelangrijk.
Bert Cleij (Pia’s broer, meer nog: vriend):
Op Pia kijk ik met veel liefde terug. Thuis ging ze haar eigen gang, wond iedereen en vooral ma om haar vinger. Haar op één na grootste supporter, haar moeder, kon ze hard aanpakken. Liefde-haat-relatie. Hoewel zij van ma kreeg wat ik ontbeerde, lag dat niet aan haar. Daar ageerde ze zelfs vaak tegen.
Pia was niet zelfbewust, maar straalde dat wel uit. Zij was eerder een twijfelaar. Pia was nooit negatief over anderen, terwijl zij zelf geen positivo was. Genuanceerd en ontvankelijk om twijfels te bespreken. Ze voegde zich – van harte – naar haar liefde, naar Ludo. Die bracht energie, ideeën en pakte door. In de jaren negentig werd zij nog meer ‘vrouw van’.
Pia was een sportvrouw. Ze kon goed hockeyen, tennissen, schaatsen, turnen. Aan hardlopen had ze een spuughekel.
Ik leerde haar skiën. In Imst en Tarrenz, in een klasje met Ans en Bert. Op wintersport gaan – met het gezin – vormde een hoogtepunt in het jaar. Vaak met het gezin van Mathieu en Wilma. Onze laatste wintersport met zijn vieren – krokus 2000 – leek haar ziekte wonderlijk afwezig…
Pia was voor mij een ideale partner, ze was dus heel goed in partner zijn. Toen wij verliefd werden en ik enigszins aarzelend zei: ‘Maar ik weet al mijn hele leven dat ik een wereldreis ga maken’ reageerde ze direct: ‘Ik ga mee’.

Ze ging naadloos mee in mijn gewoonte om te liften, naar mijn moeder in Maastricht maar ook op de vakanties. Toen ik het idee opgevat had om op de motor door Australië te reizen zei ze: ‘Da’s goed maar dan wil ik een eigen motor’. En dus moesten we allebei het motorrijbewijs halen. Wie wil weten, hoe dat gegaan is, vindt er een tekst over in Gouden Grepen en Misgrepen.
Pia ging mee in mijn ideeën, niet uit volgzaamheid maar uit overtuiging en met een eigen invulling. Dat was ook zo met het Klettern en toen we huttentochten gingen maken, fietstochten, zelfs helemaal tot de Middellandse Zee en terug, de 3-daagse op de Hoge Venen of in de Ardennen, vaak 2 dagen met Mathieu erbij.
Later ging ze ook zonder mij met vriendinnen (Sylvia, Liesbeth, Babeth, Margret) naar de Hoge Venen. Ze draaide haar hand er niet voor om om de camper te rijden. Zowel ons hippiebusje tijdens de wereldreis als later de grote gele LT-28. Ze ging er ook een keer alleen met Rita mee op pad, op Krea-camp of zoiets.
Pia had een links-activistische inslag. Dat was al zo op de Sportacademie maar ze heeft die haar hele leven lang vastgehouden. Ze deed mee aan demonstraties tegen de plaatsing van kernwapens in Nederland en ze stond regelmatig met een standje in de Kinkerbuurt tegen de Neutronenbom.
Pia was van de gezelligheid thuis. Ze kon heerlijk koken en dat deed ze veel en graag.
Ze zorgde goed voor de kamerplanten. En ze was goed in de tuin. Bij verjaardagen hoorden slingers, altijd. Maar ook cadeautjes, zingen, partijtje. Een feestelijke sfeer maken.
Veel, heel veel pianospelen. Prachtig. Hayden, Chopin, Mozart. Geweldig zoals die muziek in huis klonk. Sfeer, warmte, schoonheid. Heel lang heb ik om die reden de piano na haar overlijden bij mij gehouden.
Ze draaide graag de muziek van Ennea, van de Stones, van Janis Ian, van Supertramp, Fleetwood Mac, Stevie Wonder, UB40, Bob Marley, Janis Joplin, U2, Bruce Springsteen en nog veel, veel meer. Ze hield van de muziek van Erik Satie, van Philip Glass en vooral die van Simeon ten Holt. Zíj́ ontdekte Canto Ostinato.
Sinterklaas vormde een hoogtepunt in het jaar, vooral toen we kinderen kregen. We gingen helemaal los toen we het ‘Zoek-de-pakjes-door-het-hele-huis’-spel bedacht hadden. Daar kon Pia – samen met mij – weken voorbereiding in stoppen. Dat waren zeer sfeervolle perioden in huis.
Pia heeft heel veel truien gebreid. Dat was toen ‘in de mode’, ‘een rage’. Pia las graag maar niet heel veel. We keken samen teevee, maar als ik wilde studeren of schrijven of knutselen dan ging zij breien of lezen of teevee kijken.
Pia was een enorme rommelkont. Overal lagen altijd spullen van haar. Soms tot mijn wanhoop. Opruimen kon ze gewoonweg niet. Toen we Stratenmakerhof 13 gekocht hadden, kreeg ze een eigen kamer. Ik was het allerblijst met die kamer want ze vond het prima als ik daar haar ‘zwerfspullen’ neerlegde.
Pia was een kanjer in het mij steunen in alles. Ik heb altijd veel ruimte nodig gehad. Die gunde zij mij. Ze ging in alles mee. En dat kostte haar geen moeite. Ze genoot van alles wat we ondernamen.
In 1999 liepen we rond in buitensportwinkel Kompas in Heerhugowaard. Ik: ‘We kopen een 2-persoons kajak!’ ‘Da’s goed.’ Helaas heeft ze er nooit mee gevaren…
Marlies Sier (Pia’s vriendin, later: mijn ‘hartsvriendin’):
Ik zie haar voor me. Met ook een bedachtzame kant, niet direct gevoelens uiten. Als er tijd en aandacht was, dan wilde ze hierover weleens vertellen.
Zover ik heb ervaren was ze niet oordelend.
Ze kon goed zingen, heel goed partij houden.
Pia was heel praktisch ingesteld. Een voorbeeld. De kinderen waren nog klein en we waren met de LT-28 op een camping ergens in Frankrijk. Het was een warme middag en we zouden gaan wandelen. Vanwege de warmte lieten we de schuifdeur en het dakluik open staan. Aan het einde van de middag – we waren nog onderweg – kwam de regen met bakken uit de hemel, noodweer met veel wind. Op de camping troffen we chaos aan. Alles nat binnen, de luifel ingestort, de campingstoelen en de tafel met allerlei spul erop omgewaaid. Totaal geen onrust bij Pia, laat staan paniek. Aan de gang. Alles drogen, schoonmaken, terugzetten. En ondertussen aandacht voor de jongens. Super.
Pia was beslist niet wispelturig. Ze was eerder gelijkmatig, geen hormonenslachtoffer.
Pia was niet attent naar mij toe. Ze vergat gewoonweg ‘onze feestdagen’ (16 juni en 16 december, precies tussen onze verjaardagen), ze vergat zelfs mijn verjaardag, ze vergat te vragen hoe het gegaan was als ik een lezing had gehouden of een tentamen had gedaan.
Pia was wel betrokken als er ‘iets aan de hand’ was, met mij, met vrienden, in de familie of op haar werk.
Pia had uiteraard ook eigen ideeën. Daar ging ik dan weer graag in mee. Pianoles en Spaanse les toen we terug waren van de reis. Zij wilde op rock-en-roll les, ook om ‘samen een avond te hebben’. Erg leuk.
Direct na haar dood, later minder, maar nog steeds werd en word ik getriggerd door meiden met lang, kastanjerood haar. Ik kijk, ben getroffen.
In de eerste maanden wilde ik zien dat het niet Pia was, later wilde ik zien of de betreffende vrouw leek op Pia. Nog blijf ik gefascineerd door die kleur. Met een glimlach.
Pia was vóór alles een fantastische moeder: verzorgen, lief zijn, voorlezen, uitleggen, troosten, geduld. Ze was een beetje voorzichtiger dan ik. Een goed evenwicht.
En ze engageerde zich op basisschool De Troubadour, in de MR, als hulpmoeder en met de afsluitavonden.
Ze meldde zich als elftalbegeleider toen de jongens bij de F-jes van AFC’34 speelden. Elke zaterdagochtend mee naar het gras. Ik ging ook wel eens mee, maar ik zat dan langs de lijn in een klapstoeltje de Volkskrant te lezen, terwijl ik pretendeerde de wedstrijd te volgen. Nee, van mijn aanmoediging gingen de kansen niet omhoog.
Toen ik in 1987 in Amsterdam de marathon ging lopen ging ze mee om te kijken, aan te moedigen; onze oudste in de buggy, nummer twee in de buik. En ze maakte een fijne na-finishfoto.
Ina van de Graaf – van de Mark (veel meer dan oppas):
Pia was een fijne bescheiden vrouw met aandacht voor de mensen met wie ze omging. Pia betekende veel voor me. Ze heeft mij ook het gevoel gegeven van vertrouwen in mij om zoiets kostbaars als de twee jongens in mijn handen te leggen. Ik heb altijd met veel plezier en liefde voor de jongens gezorgd, wanneer het nodig was. De laatste dagen voor Pia’s sterven hebben wij elkaar omhelsd en er was een warme stroming tussen ons. Ze was een fijn mens; ik heb Pia erg gemist.
En zoveel mogelijk naar buiten. De zondagochtenden wandelen of fietsen naar De Berenkuil. En bij terugkomst lunchen, buiten in de tuin of binnen in de erker, met tomatenkaasboterhammen uit de oven.
Pia was een heel goede en gewaardeerde collega op school. Dat is overduidelijk te zien in de plakboeken die we maakten tijdens haar ziekte.
Ze kon eindeloos veel tijd steken in het organiseren van de jaarlijkse sportdagen. Samen met haar collega’s Ryanne, Peter en Arnold. Ze had tijd, aandacht en inbreng als er activiteiten waren zoals een musical.
Ze zong samen met Agnes, Marlies en Rita – in een koor. Dat vond ze een heel fijne hobby. Het MaMoKo (maandagmorgenkoor) en Indigo. We gingen ‘op chic’ wel eens naar zo’n uitvoering.
We vonden dat onze kinderen vooral moesten studeren, zich ontwikkelen, zich ontplooien. Daar was ze groot voorstander van. Wat, hoeveel en hoelang ze ook maar wilden.
Dit verhaal is niet af, nooit af. Maar wel voldoende om het – in opvolgende versies – te delen.