– laatste bewerking op deze pagina:
25 maart 2025
Zelfbeschikkingsrecht over de voornaam
– een kwestie van identiteit –
Het Volkskrantartikel van donderdag 20 oktober 2016 over de lange weg om een voornaam gewijzigd te krijgen (Ten Eerste, p. 7) is niet alleen belangwekkend voor omstreden voornamen zoals Isis, Joran of Adolf maar ook voor mensen die om een andere reden hun officiële voornaam afwijzen. Mijn doopnamen zijn een reeds meer dan 40 jaar bestaande en groeiende frustratie. En eind 2015 heb de jarenlang aanwezige knoop in mijn ziel doorgehakt en heb een advocaat in de arm genomen om namens mij te procederen teneinde mijn doopnamen uit de Registers van de Burgerlijke Stand geschrapt te krijgen ten faveure van mijn ‘eigen’naam, mijn ‘roep’naam: Ludo.
Ik bén niet Ludovicus Maria Leonardus, ik ben Ludo. Ik ben opgehouden Ludovicus Maria Leonardus te zijn toen ik – als jongmens van 22 – stapsgewijs en zelfbewust feitelijk én formeel (door mij uit te schrijven uit de kerkregisters) afscheid genomen heb van het katholieke geloof dat mij is opgedrongen. Ofschoon ik gevoel en begrip heb voor de overtuigingen en de tradities waarop de opvoeding door mijn ouders gegrondvest was, meen ik dat ouders niet het recht hebben om voor hun kinderen te beslissen óf deze überhaupt tot een geloof gerekend worden en zo ja tot welke denominatie. Een besluit met zulke verstrekkende gevolgen mag naar mijn opvatting alleen door het individu in kwestie genomen worden.
Door mijn opvoeding en persoonlijke ontwikkeling heb ik vrij en kritisch leren voelen en denken. En ik heb als gevolg daarvan afscheid genomen van elk geloof in zoiets als god. Vanaf dat moment wil ik niet meer Ludovicus heten maar gewoon Ludo. Zoals iedereen mij in het dagelijkse leven ook noemt. En ik wil al helemaal niet Maria heten naar mijn peettante noch Leonardus naar mijn peetoom. Peettante en peetoom – zo is mij geleerd – moesten toezien op de juiste katholieke opvoeding door mijn ouders; vandaar die traditionele vernoeming. Het zijn in mijn beleving hinderlijke overblijfsels uit een onvrije tijd.
Ook mijn ouders hebben mij nooit Ludovicus genoemd. Altijd Ludo, al vanaf het geboortekaartje. Ikzelf kwam er pas bij de uitreiking van mijn gymnasiumdiploma achter dat ik formeel de voornaam Ludovicus droeg in plaats van Ludo. Toentertijd vond ik daar nog niets van…. Maar in de daaropvolgende decennia heb ik een toenemende weerzin ontwikkeld tegen religies in het algemeen en het katholicisme – omdat dat mij opgedrongen is – in het bijzonder. Voor wie ook maar een beetje de media gevolgd heeft (superioriteitsclaims, onvrijheid, bekrompenheid, intolerantie, seksueel misbruik enzovoort) behoeft het waarom daarvan geen verder betoog.
Door mijn doopnamen bleef ik lijnrecht verkeerd geassocieerd met allerlei voor mij afgedane ethische en morele kwesties zoals seksuele moraal, euthanasie, abortus, IVF en geboorteregulatie. En bleef ik, volkomen tegen mijn overtuigingen in, verbonden met een instituut dat verklaringen zegt te hebben voor door mij als absurd ervaren drama’s die zich in het leven voordoen. Door de toenmalige vermenging van kerk en staat meenden mijn ouders oprecht dat de doopnamen in de Registers van de Burgerlijke Stand bij de geboorteaangifte opgenomen moesten worden in plaats van de naam die zij mij dagelijks noemden.
Als gevolg van het steeds weer en steeds openbaarder vermelden van mijn voorletters en dan zeker wanneer de voornamen voluit geschreven worden wordt ik als persoon door anderen en met name ‘gelovigen’ gemakkelijk gerekend tot een groepering waarbij ik absoluut niet wil horen. Het gaat wat ver om de metafoor ‘brandmerk’ te gebruiken maar toch ervaar ik mijn doopnamen soortgelijk in mijn paspoort, op mijn rijbewijs, op elk vliegticket c.q. alle reisbescheiden en visa, in notariële aktes, op mijn diploma’s enzovoort. Door de ontwikkelingen in het internationaal terrorisme maar ook door de ontwikkelingen in het Internet word ik in de achterliggende 10 jaren steeds vaker geconfronteerd met de door mij afgewezen voornamen en/of de bijbehorende voorletters. Ze duiken op de meest onverwachte momenten hinderlijk op zoals op het bordje dat de taxichauffeur bij het vliegveld omhoog hield voor de transfers vliegveld–hotel of op het ‘goede-reis-sms’je’ van het reisbureau, zelfs op de hotelpas. Maar ook in de persoonlijke webpagina’s van verzekeraars, pensioenfondsen, banken, verenigingen enzovoort.
Gerrit Bloothooft van het Meertens Instituut en de Universiteit Utrecht (VK, donderdag 20/07/2016) zou toch ook moeten weten dat deze praktijk juist veel problemen veroorzaakt wanneer je je voornaam afwijst.
Op 3 januari 2013 schreef de Volkskrant een artikel over het vonnis van de Rechtbank Maastricht (14 november 2012, zaaknummer: 173557/FA RK 12-866) waaruit bleek dat de rechter tot en met die tijd een stevige barrière opwierp tegen het zelfbeschikkingsrecht over het schrappen van de doopnamen ten gunste van de roepnaam.
Uit die rechterlijke uitspraak bleek dat voor het inwilligen van de wens om de doopnamen te schrappen sprake moet zijn van een ‘zwaarwichtig belang’ aan de zijde van de aanvrager tegenover de belangen van de Staat, ‘…waarbij niet uit het oog kan worden verloren dat de Staat een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt.’
In de casus liep dat voor de betrokkene goed af. Steekwoorden uit de uitspraak: ‘…dat hij in het maatschappelijk verkeer veel ongemak ervaart bij het gebruik van de hem bij zijn geboorte gegeven voornamen…’, ‘…dat de Rooms-katholieke kerk een negatieve rol heeft gespeeld in zijn leven en dat leven zelfs in dusdanige mate heeft beïnvloed dat hij zich in 2007 vanwege traumagerelateerde klachten met chronische depressies en suïcidaliteit, onder behandeling heeft moeten stellen bij het Riagg…’, ‘…dat het honoreren van het verzoek de vier voornamen van verzoeker te vervangen een belangrijke invloed zou kunnen hebben op het verloop van de ingezette behandeling en die behandeling zelfs een stuwende impuls zou kunnen geven…’
Dat was nogal wat en ik concludeerde destijds dat aan een aantal aspecten daarvan mijn casus niet voldeed. Tegelijkertijd vond ik het vreemd als de conclusie zou zijn dat verandering van de voornaam pas toegestaan wordt als je door de bestaande situatie een erkende psychische stoornis hebt opgelopen. Ik heb allerminst een psychische stoornis, ik beschouw mezelf juist als een gelukkig en evenwichtig mens. En toch is er die weerzin tegen mijn doopnamen.
Tijdens mijn voorbereiding op de verzoekschriftprocedure leerde ik dat de rechter inmiddels ook voor de door mij verzochte wijziging van mijn voornaam een voldoende zwaarwichtig be- lang erkent (Uitspraak in Hoger Beroep van het
Gerechtshof ‘s–Hertogenbosch, d.d. 9 januari 2014 (HV 200.133.114_01; ECLI:NL:GHSHE:2014:15).
De meeste mensen ervaren hun identiteit in hun voornaam én hun achternaam. Als intimiteit een indicator is voor identiteitsbeleving, is de voornaam zelfs nog belangrijker dan de achternaam. Intimi noemen elkaar immers bij de voornaam. En voor mij behoeft het dan weinig betoog dat het zelfbeschikkingsrecht – binnen redelijke (verstand) en billijke (gevoel) grenzen – over de voornaam groter geschreven mag worden dan nu het geval is. Het laten vervallen van de doopnamen zodat alleen de roepnaam/eigennaam overblijft, voldoet aan het criterium redelijkheid/billijkheid. Welk belang van de Staat zou daarmee geschaad worden? Wat is eigenlijk de argumentatie voor het gegeven dat het wijzigen van een ‘ongemakkelijke’ achternaam (overbodig om voorbeelden te noemen) gemakkelijker is dan het wijzigen van ‘ongemakkelijke’ voornamen zoals Adolf, Joran en Isis?
Naar mijn opvatting is het persoonlijk recht om de voornaam te dragen die je wil sterker dan het ouderlijk recht op het geven van de voornaam i.c. de doopnamen.
Naamgeving is een recht; dat betwist ik niet. Naamaanvaarding of in dit geval niet-aanvaarding moet in mijn ogen een sterker recht zijn.
Maar het gaat mij in dit artikel ook om het navolgende. Naar mijn oordeel moet de overheid het juist gemakkelijk maken om afscheid te nemen van de doopnamen. Je kunt immers argumenteren dat de barrières die opgeworpen worden bij het afscheid nemen van de doopnamen op gespannen voet staan met de scheiding van kerk en staat.
Vanzelfsprekend wil de Staat lichtzinnigheid voorkomen; dat kan gemakkelijk gerealiseerd worden door een administratieve wachttijd van bijvoorbeeld een half jaar in te bouwen en door het heffen van redelijke, in beginsel kostendekkende, leges voor deze administratieve wijziging.
Het is op zichzelf al vreemd dat het veranderen van de voornaam moeilijker is dan het veranderen van de achternaam. Immers voor het veranderen van de voornaam is een gerechtelijke dus dure procedure altijd noodzakelijk terwijl voor een groot aantal veranderingen van de achternaam een veel goedkopere administratieve procedure volstaat.
Het lijdt voor mij geen twijfel dat er een paar honderdduizend mensen in Nederland zullen zijn die dezelfde mening zijn toegedaan. Die – als logisch vervolg op de vereenvoudiging van het schrappen uit de doopregisters – snel gebruik zouden maken van een te creëren administratieve mogelijkheid om hun doopnamen te laten schrappen uit de Registers van de Burgerlijke Stand ten faveure van hun ‘echte’, letterlijk hun ‘eigen’naam.
Het faciliteren van een dergelijke administratieve voorziening is rechtsstatelijk iets dat allang had moeten gebeuren. Kamermeerderheid voor een dergelijke wetswijziging gegarandeerd.
Het verruimen van de wettelijke mogelijkheden met betrekking tot het wijzigen van de voornaam past in de verruiming van het gebruik van de achternaam zoals doorgevoerd in de recente parlementaire geschiedenis. En… sterker nog, het past in de verruiming van het zelfbeschikkingsrecht in het algemeen. Denk hierbij vooral aan de gecreëerde mogelijkheid om te kiezen voor verandering van gender. De barrières die voor registratie van gender-verandering (inclusief voornaam-verandering) gelden lijken haast kleiner dan die voor voornaam-verandering zoals door mij verzocht.
Naar mijn smaak is de problematiek van schrappen uit de doopregisters en het (vervolgens) afscheid nemen van de doopnamen uit de Registers van de Burgerlijke Stand de logische vervolgstap en misschien wel de laatste fase in de emancipatie van de burgers ten opzichte van de kerk. Gelukkig zijn we inmiddels al een hele stap verder. De registratie van oneigenlijke elementen (religie, seksuele geaardheid, ras) in de Registers van de Burgerlijke Stand is afgeschaft. In de toekomst wordt mogelijk zelfs gender (V/M) niet langer genoteerd.
In de openingszinnen van dit artikel heb ik het over ‘de knoop in mijn ziel’. Het woord ‘ziel’ moet gelezen worden als de essentie van mijn ‘ik’, mijn wezen.
Mijn voornaam vormt de primaire verwoording van mijn existentie. Immers, als je aan iemand vraagt: ‘Wie ben je?’ dan antwoordt diegene: ‘Ik ben ….. (voornaam + evt. achternaam)……
Ik wil dus zo snel mogelijk – ook formeel – Ludo heten. Want dat is wezenlijk voor mijn identiteit.
De bovenstaande argumentatie is in mei van dit jaar in een Verzoekschrift aan de Rechtbank voorgelegd. De resulterende beschikking (juli 2016) is voor mij positief.
Nu de termijn van mogelijk hoger beroep zojuist verstreken is, heb ik een nieuw paspoort aangevraagd. Dat voelt goed.
Ludo Grégoire
Alkmaar, 21 oktober 2016